De docent zorgt ervoor dat iedereen een plekje aan de parachute heeft (de meeste parachutes hebben lusjes aan de buitenkant om hem vast te houden).
Voordat je begint is het belangrijk dat de parachute goed strak staat.
Laat dus een aantal leerlingen naar achteren lopen totdat iedereen op de goede plek staat.
Het is het makkelijkste als de docent het ritme aangeeft, later kan je het de kinderen zelf laten doen.
De docent kiest 2 leerlingen uit die op de grond onder de parachute moeten gaan liggen.
De overgebleven leerlingen gaan nu tegelijkertijd de parachute omhoog en omlaag doen.
Steeds als de parachute van hoog naar laag gaat krijgen de 2 leerlingen op de grond een windvlaag en blijft er een afdruk achter in de parachute als deze de grond raakt.