Doel:Het open aannemen bij een pass van achteren. Op die manier houdt je je vizier open richting de goal.
Opzet:
Speler A speelt tussen de pionnen door en speelt dan B in.
B staat klaar voor de pion en neemt de bal aan.
Vlak voor de aanname bij B, is er een speler bij C gestart. Afhankelijk vanaf welk punt de bal gestart is wordt bepaald welke speler dit is.
De speler bij B speelt de bal in de loop van de speler die bij D wegloopt, aan.
Vanaf punt F wordt gestart met lopen wanneer er vanaf punt B gespeeld wordt.
De speler van punt F neemt de bal in de loop aan vanaf punt E en rondt af op de goal.
Variaties:
Station F kan je weg laten vallen wanneer je alleen op de aanname van achter wilt focussen. Er wordt dan de cirkel ingelopen en op goal afgerond.
Je kan de oefening ook van maar één kant doen. Hierdoor heb je minder spelers nodig.
Hoe de bal aangenomen wordt bij punt E kan je variëren. Er kan een backhand of forehand aanname gedaan worden.
Aandachtspunten:
Dit is een lastige oefening waar het moment van passen en de plek waar de bal ingespeeld wordt erg van belang zijn.
Bij het inspelen vanaf punt B is het belangrijk dat er niet loodrecht ingespeeld wordt, maar dat de speler al afgebogen is en de bal van achter hem krijgt.
De blik van de spelers die vanaf punt D naar E lopen moet zo zijn dat ze zowel de speler met de bal, als de goal kunnen zien.
Wanneer je de volledige situatie opzet moeten links en rechts in de gaten houden wie er aan de beurt is en welke kant er opgespeeld moet worden.
De keeper krijgt afwisselend ballen van rechts en links en moet dus tijd hebben om zich te verplaatsen.
Ballen gestopt door de keeper moeten zoveel mogelijk de cirkel uit zodat de oefening hier geen last van heeft.