In het kort: een drietal moet elkaar de bal in een vierkant toespelen. Dat is lastig ja, want er ontbreekt steeds eentje...
Organisatie: drie speelsters gaan in een denkbeeldig vierkant staan op circa acht meter van elkaar. Eén hoek blijft onbezet. De middelste (nummer 2) van de drie heeft de bal.
Het is de bedoeling om de bal steeds langs de lijnen van het denkbeeldige vierkant met de bal in handen moet twee 'gemakkelijke' afspeelpunten hebben. Nummer 2 speelt naar keuze de bal naar nummer 1 of naar nummer 3, ter wille van de uitleg: naar nummer 3. Nu moeten de speelsters er voor zorgen dat nummer 3 ook weer twee 'gemakkelijke' afspeelpunten heeft (langs de lijnen van het vierkant). In dit geval moet nummer 1 daar dus voor zorgen, die moet naar de lege hoek van het vierkant sprinten zodra zij ziet dat nummer 3 de bal krijgt. Nu is het de beurt aan nummer 3 om af spelen (de situatie is nu zoals in het tweede figuurtje). Stel dat zij kiest voor nummer 1. Nummer 2 zal nu moeten sprinten naar de plek waar nummer 1 net vandaan is gekomen, zodat nummer 1 hierna ook weer twee afspeelpunten heeft. Op het moment dat nummer 1 de bal ontvangen heeft, is de situatie (als nummer 2 inderdaad hard gelopen heeft) zoals in fig. 3. Stel dat nummer 1 de bal nu weer terugspeelt naar nummer 3. Dan is het weer de beurt aan nummer 2 om te lopen enz.