Oefening in 2 delen: een relatief statisch deel met 3 (punt 1 en punt 2), en een deel uit de beweging met 3 en 2 (punt 3 en punt 4):
- Bal in de hoepel:
- Speler A staat met aangezicht naar speler B moet zorgen dat deze de bal niet kan tikken.
- Wissel af van positie na tikken of na maximaal 20 sec.
- Idem als vorige,
- Maar nu moet speler A met de rug naar speler B gaan staan
- Opnieuw uitblokken met speler B in de rug, de 3de persoon gaat rondom bewegen.
- Wanneer de trainer ’ja’ roept, wordt er gewisseld van speler die de bal moet tikken.
- De beschermer van de bal moet dus snel omschakelen
- Deze per 2:
- Speler 1 staat op de zijlijn, speler 2 staat ongeveer 2,5 meter verder aan een kegel met de rug naar speler 1 en met de benen gespreid.
- Ongeveer 8 meter verder staat opnieuw een kegel.
- Speler 1 gaat de bal door de benen rollen, en de bal moet voorbij de verste kegel komen.
- Op het moment dat speler 2 de bal door de benen ziet komen, gaat hij/zij uitblokken.
- 1 punt voor speler 1 wanneer hij/zij de bal kan tikken (zonder duiken) voor de bal de verste kegel bereikt. 1 punt voor speler 2 wanneer de bal voorbij de kegel is, zonder dat speler 1 de bal kan tikken. Wanneer de bal niet voorbij de kegel komt, ook een punt voor speler 2