Maak een 2-tal en ga ongeveer 3 meter uit elkaar staan.
Begin de oefening met 2 handen, vervolgens met 1 hand gooien en eindig met het gooien met de 'verkeerde hand'.
Wanneer het gooien en vangen goed gaat, noemt de trainer een aantal dat de spelers moeten behalen.
Dit aantal moet behaald worden zonder dat de bal op de grond komt. Komt de bal wel op de grond, gaat er 1 punt af.
Op het moment dat één 2-tal het genoemde aantal heeft behaald, mogen zij de gooiafstand met 1 meter verhogen. Iedereen begint vanaf nu weer bij 0 te tellen.
Dit doen we tot 5 meter, zodat de bal nog gegooid kan worden zonder dat de bal valt.