2-tallen; niet te ver uit elkaar; 1 bal per 2-tal
Bal overgooien, bal op de grond; rondje rennen
Let op:
- Juiste been voor (rechts gooien=linkerbeen voor; links gooien =rechterbeen voor)
- Bal vasthouden op de hand met gespreide vingers
- begin met bal zo ver mogelijk naar achteren te houden
- bal gooien met nawijzen
- naar voren stappen tijdens gooien
- niet te hard en niet te zacht, maar wel strak
- mikken op borst medespeler