Wanneer de trainer start zegt beginnen de kinderen met lopen/rennen/etc. door het veld.
Wanneer de trainer een "stop" woord zegt, zoeken de kinderen zo snel mogelijk een hoedje.
Terwijl de kinderen aan het rondlopen zijn, kan de trainer ook een andere variant van bewegen noemen zoals bijvoorbeeld hinkelen, zijwaarts stappen, enz.
Haal bij elke ronde een hoedje weg zodat er iemand af gaat.
Degene die af is doet 5 jumping jacks en doen daarna weer mee.