Oefening 1:
- Toets je bal omhoog.
- Laat 1x botsen en dribbel dan 2x.
- Na de laatste hoge dribbel toets je weer omhoog.
- Wissel bij het dribbelen af tussen linker- en rechterhand.
- Let op! Dribbel links = rechtervoet voor. Dribbel rechts = Linkervoet voor.
Oefening 2:
- Hetzelfde als oefening 1 maar met 1 enkele dribbel.
- Toets 2x omhoog, laat 1x botsen.
- Let op! Speel je bal hoog genoeg boven je hoofd. Laat deze niet zakken.
Oefening 3:
- Hetzelfde als oefening 3 maar met enkele toets.
- Toets omhoog en vang je bal. Houd je bal in de lucht door deze 3x te tikken met je rechterhand. Toets daarna weer omhoog.
Oefening 4:
- Hetzelfde als oefening 1 maar tik je bal met links.
- Toets tegen de muur in plaats van omhoog.
- Je tikt de bal 3x terug met de rechterhand.
Uitdaging:Toets tegen de muur en vang je bal. Tik de bal 3 keer en toets opnieuw tegen de muur. Degene die dat het langste kan zonder dat de bal op de grond valt, heeft gewonnen.