Het 2-tal speelt één bal bovenhands over en gooit tegelijkertijd de andere bal strak over en weer.
Het 3-tal speelt één bal bovenhands met de klok mee van speler naar speler en gooit de andere twee ballen strak tegen de klok in van speler naar speler.
Het 4-tal speelt rechtdoor (oh, bh), na het spelen kruisen met degene naast je