Oefening is bedoeld om korte en lange ballen bovenhandse ballen te spelen.
Accent is techniek:
Beide handen vormen een kommetje (duimen wijzen naar elkaar en als je goed kijkt zie je een driehoek tussen de duimen en wijsvingers)
De ellebogen wijzen naar buiten en men staat met een lichte spreidstand (voeten op schouderbreedte) met en voet iets voor de ander en verder lichtjes door de knieën gebogen.
Als je de bal speelt maak je je lang en houd je de bal voor je zodat je met een boogje naar de ander speelt.
Opbouw oefening
ga met 3 personen op een rijtje staan.
A en C staan ongeveer 4 a 5 meter uitelkaar en B staat in het midden.
eerst met gooi vang beweging oefenen 4 a 5 keer de hele oefening doen.
Hierna echt bovenhands spelen en let op houding, lang maken van het lichaam bij het spelen en positie van de handen (duimen naar achteren!!).
Kijk even naar de tijd is deze kort, dan na 5 keer de hele serie iedereen 1 plekje doorschuiven.
A naar B, B naar C en C naar A
De oefening gaat als volgt:
Speler A speelt de bal naar speler B (1),.
Speler B speelt de bal terug naar speler A (2),
Speler A speelt de bal naar speler C (3)(lange bal).