bovenhands en onderhands: korte bal oh en lange bal oh (15 keer ieder heen en weer)
Variant: achterin 1 keer voor je opspelen (ieder 10 keer heen en weer)
Variant: voorin 1 keer voor je opspelen (OH en dan BH); speler die heen en weer loopt altijd voordat de bal gespeeld wordt de grond aantikken (ieder 10 keer heen en weer)