20 korte kansen achter de paal scoren. De sprinter wordt aangegeven en die speelt terug op de uitstappende rebounder onder de paal (pion oefening = huppend over de pionnen)
Ronde 4:
10 schoten 4-5m scoren. (pion oefening = schaatsend over de pionnen springen, landing even vasthouden)
Ronde 5:
10 uitwijkballen scoren. (pion oefening opspringen bij pion 1, 3 en 5 en squat bij 2 3n 4)
Wit gooit naar blauw, krijgt de bal terug, gooit naar rood (blauw gaat richting de korf), krijgt de bal terug, gooit op blauw voor doorloopbal.
Blauw vangt en begint de oefening opnieuw door naar rood te gooien. (10x scoren)
Ronde 2:
Idem dito ronde 1 maar blauw passt door op wit voor korte kans. (10x scoren)
Ronde 3:
Idem dito ronde 1 maar blauw wijkt uit voor schot op 4m. (6x scoren)
Ronde 4:
Idem dito rond 3 maar wit trekt weg uit rebound voor korte kans (10x scoren)
Ronde 5:
Wit gooit naar blauw, krijgt de bal terug, gooit naar rood (blauw gaat richting de korf), wit dubbelt bij aankomst met rood en loopt een diepe lijn, krijgt de bal en schiet (6x scoren)
Ronde 6:
Idem dito ronde 5 maar wit schiet niet en passt op de rood die aansluit en rood schiet. (6x scoren)
Er wordt gespeeld op 1 korf, midden op een half terrein.
3 tegen 3 of 4 tegen 4
Als de bal wordt onderschept, moet er eerst uitgewerkt worden naar één van de hoeken (in balbezit 1 voet in de hoek).
Bij het uitwerken mag er niet ineens worden geschoten, maar moet er eerst minstens 1 bal worden doorgespeeld.
Wanneer de bal buiten is gegaan, een overtreding wordt gemaakt door het aanvallende team, of bij een hervatting na een doelpunt, moet er niet uitgewerkt worden maar wisselt de functie automatisch.
Wanneer uit 1 van de hoeken wordt gescoord, telt dit voor 2p. Elk ander doelpunt telt logischerwijze voor 1p.