Ze gaan door het laddertje op de afgesproken manier.
Ze pakken de bal en de trainer roept 1/meer nummers/kleuren.
De spelers doen wat de trainer zegt en ronden vervolgens af op goal.
Heb je een keeper: dan mag degene die als eerst door het poortje (je kan de groepen allebei een eigen poortje geven op de stippelcirkel of 1 gezamenlijke in het midden van de stippelcirkel) is afronden en krijgt een punt als hij/zij scoort.
Heb je geen keeper: 2 varianten mogelijk:
Je hanteert hetzelfde als je wel een keeper hebt.
Degene die scoort heeft een punt. Hebben ze allebei gescoord, gaat het erom wie het snelste heeft gescoord.
Voorbeeld: trainer: ' 2 en 4'. De speler moet eerst naar de witte, middelste pion, vervolgens naar 2 en dan naar 4. Hierna mag de speler afronden op goal.
De spelers buiten het vak moeten zo vaak mogelijk overspelen.
De pass moet wel altijd door het vak gaan.
De spelers binnen het vak moeten de bal proberen te onderscheppen.
Zodra de spelers binnen het vak de bal hebben onderschept moeten zij zo vaak mogelijk binnen het vak overspelen.
Iedere keer dat zij 3 keer hebben overgespeeld mag er iemand buiten het vak binnen het vak komen om de bal weer te heroveren.
Zodra is gelukt spelen zij naar iemand buiten het vak en begint het weer opnieuw, er moet dus altijd minstens 1 speler buiten het vak blijven staan om aangespeeld te kunnen worden.
Het veld kan groter of kleiner, er kunnen meer/minder spelers binnen en buiten het vak staan.