Ze gaan door het laddertje op de afgesproken manier.
Ze pakken de bal en de trainer roept 1/meer nummers/kleuren.
De spelers doen wat de trainer zegt en ronden vervolgens af op goal.
Heb je een keeper: dan mag degene die als eerst door het poortje (je kan de groepen allebei een eigen poortje geven op de stippelcirkel of 1 gezamenlijke in het midden van de stippelcirkel) is afronden en krijgt een punt als hij/zij scoort.
Heb je geen keeper: 2 varianten mogelijk:
Je hanteert hetzelfde als je wel een keeper hebt.
Degene die scoort heeft een punt. Hebben ze allebei gescoord, gaat het erom wie het snelste heeft gescoord.
Voorbeeld: trainer: ' 2 en 4'. De speler moet eerst naar de witte, middelste pion, vervolgens naar 2 en dan naar 4. Hierna mag de speler afronden op goal.
Flatsen
- Aannemen
- Warming-up
- Passen
- 1,5 meter
Doel: speler laten zien wanneer er je het beste kan flatsen en wanneer je het beste kan pushen.
Bij een lange pass wordt er geflatst, bij een korte pass wordt er gepusht.
Speler 1 flatst (lange pass) de bal naar speler 2.
Speler 2 pusht (korte pass) de bal naar speler 3.
Speler 3 flatst (lange pass) de bal naar speler 4.
Speler 4 pusht (korte pass) de bal naar speler 5.
Speler 5 flatst (lange pass) de bal naar speler 6.
Speler 6 pusht (korte pass) de bal naar speler 7.
Speler 7 loopt langs de rode pionnen naar de achterlijn en flatst (lange pass) de bal naar speler 8, die de cirkel in is komen lopen.
Bij de uitleg van de oefening kan je de speler zelf laten invullen of het een lange of korte pass is en wat voor een slag je dan gebruikt, hierdoor denken ze actief na en zullen ze het eerder toepassen in de wedstrijd.