Korfbaloefening: overlopen
Geschikt voor de volgende technieken: passing
Overlopen
In het kort: basisoefening vangen en werpen met viertallen.
Organisatie: per viertal een bal en twee pilonnen die circa 10 meter van elkaar staan (twee lijnen met plusminus 10 meter tussenruimte kan ook natuurlijk). Van het viertal gaan de nummers 1 en 2 bij de ene pilon en nummer 3 en 4 bij de pilon er tegenover staan. De oefening kan ook met drietallen worden uitgevoerd. Zorg er dan wel voor dat bij het begin van de oefening de bal daar is, waar er twee staan.
a. Nummer 1 speelt de bal met twee handen (stootworp) naar nummer 3 bij de tegenover staande pilon, en loopt vervolgens zelf ook naar die pilon om daar achter aan te sluiten bij nummer 4. Nummer 3 speelt naar nummer 2 en loopt ook over enz. Een hele simpele basisoefening die iedereen zal kennen.
b. Als a., maar nu: welk viertal heeft het eerst 25 keer overgespeeld? Steeds om de pilon lopen! Bij hogere ploegen: welk viertal heeft het eerst 50 of 100 keer overgespeeld? En: als de bal op de grond valt: weer bij 0 beginnen te tellen (een fout bij deze oefening mag domweg gewoon nooit voorkomen).
c. Als a., maar werpen met één hand.
d. Als c., maar werpen met de andere hand.
e. Als a., maar vangen met één hand (de spelers geven door een van beide handen omhoog te houden, zelf aan met welke hand ze willen vangen). Bij alle oefeningen kan natuurlijk gewerkt worden met: 'welk groepje heeft het eerst...' Het tellen kan echter beter achterwege blijven als de groep de techniek (nog) niet goed beheerst.
f. Als e., maar vangen met de andere hand.
g. Als a., maar werpen en vangen met één hand.
h. Als g., maar werpen en vangen met de andere hand.
Variaties:
1. Voordat de spelers werpen, maken de spelers die de bal gaan ontvangen een beweging naar links of naar rechts. De bal wordt nu gespeeld op een bewegende speler, wat beduidend moeilijker is). Bij deze variatie past de wedstrijdvorm niet.
2. De oefeningen uitvoeren met medicinballen, of juist met heel erg lichte ballen, zoals volleyballen, of zelfs met foamballen (schuimrubberballen). Het effect van deze 'overload', dan wel 'underload' is dat door het werken met zwaarder of lichter materiaal de (snel-)kracht en/of de techniek verbeterd kan worden. Bij groepen met maar weinig trainingstijd zou ik er evenwel voor pleiten deze variant maar te laten schieten. Voor specifieke gevallen kan het echter een prima oplossing betekenen.