Volleybaloefening: pass oefening
Pass oefening
- 2 groepen van 4 a 5 kinderen op een half veld.
- 2/3 aan de opslag. 1 speler aan de andere kant van het net voor de pass. 1 speler aan het net.
- Er wordt opgeslagen en de passer speelt de bal naar de speler aan het net.
Die vangt de bal af en gooit de bal naar de opslagplek. - De passer blijft 10 ballen staan. De twee spelers bij de opslag slaan om de beurt op.
- Na 10 ballen draai je door.