Volleybaloefening: spelvorm 1b --> ...
Geschikt voor de volgende technieken: bovenhands
Spelvorm 1B --> ...
Spelvorm 1B:
Tijdens:
- De opslag: de bal wordt met beide handen in het spel gegooid.
- De bal met de twee handen boven het hoofd vangen.
- De bal voor zichzelf opwerpen (zonder onder het peil van de ogen te dalen) en vervolgens overspelen met een bovenhandse toets.
Daarna:
- 2 voeten uit het veld, waar de speler wilt: links - rechts - achter
- Variant: telkens een kegel aanraken, wanneer de bal het net overschrijdt.
Opmerkingen:
- De bal terugwerpen daar waar men hem heeft gevangen (niet met de bal in de handen lopen).
- De bal niet méér dan 2 seconden in de handen houden.
- Stilstaan wanneer de bal gevangen wordt (en misschien zich richten).
Spelvorm 1C:
Tijdens:
- De bal met één hand uit de lucht plukken, één keer laten botsen en een tweede keer laten botsen door een basketbaldribbel met één hand, voldoende hoog om bovenhands te kunnen spelen. (Er mag met één of twee controletoetsen gespeeld worden.)
- Het plukken moet zo hoog mogelijk gebeuren.
Daarna:
- 2 voeten uit het veld, waar de speler wil (links - rechts - achter)
- Variant: één van de twee tennisballen die op de 2 kegels (achteraan het veld) geplaatst zijn, verplaatsen.