Basketbaloefeningen voor de techniek warming-up
- Opbrengen van de bal naar de aanvalshelft.
- Fast break.
- Als de weg naar de basket vrij is.
- Eén-tegen-één situaties.
- Drive, tussen verdedigers door.
- Vrijmaken om in een betere schotpositie of passmogelijkheid te komen.
- Ontsnapping uit een situatie, waarin het geven van een pass eenvoudig niet mogelijk is en de bal beschermd moet worden.
- voeten in parallelstand; de bal in beide handen voor de borst.
- ogen gericht op het doel.
- met de linkervoet stappen in de passrichting,
- zodat de linker-zijkant van het lichaam vóór komt (indraaien);
- tegelijkertijd wordt de bal met beide handen achter het hoofd gebracht;
- het lichaamsgewicht rust op het achterste been.
- de elleboog bevindt zich onder de bal;
- de hoek tussen de boven- en onderarm is ongeveer 90 graden;
- de vingers van de werphand zijn gespreid.
- vervolgens: heupen en romp naar links indraaien;
- de linkerhand zal hierdoor contact met de bal verliezen en wordt ter bescherming van de actie horizontaal gehouden;
- de elleboog is gebogen.
- de rechterarm zwiept in een rechte lijn langs het hoofd in de richting van het doel; de beweging eindigt met het
- omklappen van de pols; de bal wordt nagewezen door de werparm,
- terwijl de pols ontspannen naar beneden hangt.
- tijdens de actie wordt het lichaamsgewicht naar de voorste voet verplaatst.
- Spelers staan verspreid in de zaal; iedereen heeft een bal.
- Gesloten voetenstand; armen gestrekt boven het hoofd; de bal wordt met de vingertoppen vastgehouden.
- De bal wordt tussen de beide handen snel en strak heen en weer gepasst.
- Als a; armen langzaam buigen totdat de bal voor het hoofd is; daarna weer strekken.
- Als a; staan en hurkzit afwisselen.
- Als a; wie kan gaan zitten en weer gaan staan zonder dat de bal valt?
- Spelers staan in een cirkel; geef de bal door aan je buurman; nadat de bal een aantal keren is rondgegaan, nog een bal in de kring brengen.
- afhankelijk van het aantal spelers meerdere ballen toevoegen.
- variant: de spelers staan om en om met het gezicht of met de rug naar de kring.
- Horizontale cirkels; de bal wordt zijwaarts doorgegeven aan de partner, die de bal aan de andere zijde weer teruggeeft.
- verticale cirkels; boven het hoofd doorgeven, tussen de benen aannemen.
- Achtjes cirkelen; de bal wordt tussen de spelers in doorgegeven; tegen elkaar in draaien; na het ontvangen, de bal voor het lichaam langs naar de andere kant brengen.
- Als vorige oef.; uitvoeren met gestrekte armen.
- Spelers staan verspreid in de zaal; iedereen heeft een bal.
- Spreidstand met gebogen knieën; romp iets voorover; bal wordt met twee handen vastgehouden tussen de benen, waarbij de rechterhand voor het lichaam is en de linkerhand achter.
- Door een razendsnelle handwissel moet voorkomen worden, dat de bal op de grond valt.
- Cirkel de bal afwisselend om: heupen, dijen, knieën, kuiten, enkels, borst, hoofd.
- Schredestand; cirkel de bal eerst om de verschillende delen van het voorste, daarna van het achterste been.
- Spreidstand; als vorige oef.
- Als vorige oef. ; na iedere cirkel afwisselen met het andere been.
- 'Achtjes' cirkelen.
- Al dribbelend hurkzit en staan afwisselen.
- Al dribbelend gaan zitten en weer opstaan.
- Al liggend op de rug dribbelen; op teken al dribbelend opstaan.
- Al dribbelend gaan liggen en weer opstaan.
- Verdeel de groep in twee teams.
- Van beide teams gaan er 2 kinderen op de matjes staan die bij hun team horen.
- Ook gaan er 2 kinderen per team voor de kast staan, dit zijn de keepers.
- De kinderen die overblijven, gaan naar het gooivak toe (zie tekening).
- Als de ballen in het spel komen dan is het de bedoeling dat de kinderen uit het gooivak de ballen tegen de kast aangooien.
- De docent kiest 2 tikkers uit.
- Zij moeten binnen hun tikkersvak blijven (binnen de 4 pionnen) en de basketballen van de lopers wegtikken als die willen oversteken.
- De lopers moeten dus dribbelend naar de overkant zien te komen zonder hun basketbal te verliezen.
- Als een loper de basketbal niet meer bij zich heeft is hij af en wordt hij automatisch een tikker.
- Een tip die je aan de lopers kan geven is dat ze de bal afschermen met hun lichaam.
- Dit betekent met je lichaam tussen de bal en de tegenstander blijven.
- De leerlingen mogen pas opnieuw oversteken als iedereen is getikt of de overkant heeft gehaald.
- Uiteindelijk krijg je naarmate het spel vordert steeds meer tikkers en steeds minder lopers.
- De loper die als laatste overblijft is de winnaar.
- Verdeel de spelers in twee groepen.
- De groep zonder bal probeert de speler uit de andere groep mét bal aan te tikken.
- Zodra ze de speler hebben aangetikt is de bal van hen.
- Die speler met bal probeert de bal daarom zo snel mogelijk over te spelen naar een teamgenoot.
- Iemand aantikken met een bal, geeft een punt. Het team dat als eerste tien punten scoort wint.
- Het zijn eenvoudige, maar leuke basketbalspelletjes voor kinderen met een aantal voordelen:
- de kinderen krijgen meer balgevoel
- de kinderen leren richten met de basketbal
- de kinderen leren goed dribbelen
- de kinderen ontwikkelen teamgevoel en leren samenwerken
- de kinderen bewegen in de gymzaal binnen of op het sportveld buiten
Ideaal voor trainingen, lessen en leuke activiteiten.
- Zet een parcours op met loopplanken, bruggen, hoepels en pionnen en laat de kinderen dribbelend het parcours afleggen.
- Je kunt het ze zo moeilijk maken als je wilt. Het kind dat de kortste tijd aflegt wint.
Schijnbewegingoefening
- Loop naar de verdediger, zet je linkervoet naar links, alsof je langs links voorbij je verdediger gaat.
- Meteen daarna verplaats je je linkervoet naar rechts en haal je de bal heel laag van je linkerhand naar je rechterhand, zodat je met je rug naar je tegenstander komt te staan.
- Dribbel nu door en scoor met de lay-up.