Handbaloefeningen

  • Bij deze oefening ga je van alle posities gooien in een bepaalde tijd. 
  • Iedereen start in de hoek.
  • Spreek af hoe lang het team erover doet en hoe veel doelpunten ze maken van elke positie. 
  • Wanneer de tijd start gaat iedereen om de beurt op doel gooien.
  • Het team probeert bijvoorbeeld van elke positie 8 keer te scoren.
  • Als dit is gelukt. 
  • Dan ga het hele team naar de volgende positie en zo gaat dat bij elke positie verder.
  • Tweetallen staan paarsgewijs in een grote cirkel. 
  • In het midden liggen (aantal 2-tallen – 2) ballen.
  • Op een signaal beginnen de spelers aan de buitenkant te sprinten (denk er aan om de richting aan te geven).
  • Als de speler weer bij zijn/haar partner is, kruipt zij tussen zijn/haar benen door en pakt een bal uit het midden. 
  • Diegenen, die geen bal hebben veroverd moeten enkele push up's o.i.d. doen.
  • Daarna wissel van plaats en begint het spel opnieuw.
  • Variaties:
    • Sprinten met side steps
    • Achterwaarts sprinten 
    • In verschillende richtingen laten sprinten
    • Zijwaartse schuifpassen linksom / rechtsom

cirkelsprint-1

 

drawing Cirkelsprint

In tweetallen de bal overgooien.

verschillende vormen:

  • Afstand iets vergroten
  • Zijwaarts
    • Met je andere hand
  • 2 handen achter je hoofd
    • Met een stuit

Bij pylonenwissel moeten leerlingen snel wisselen en proberen hun plek in het veld niet kwijt te raken.

Benodigdheden

Pylonen: 2 minder dan het aantal kinderen

  • Zet de pylonen op willekeurige plekken op het veld met voldoende tussenruimte. 
    • De leerlingen gaan bij een pylon staan. 
    • Degene die geen pylon hebben gaan buiten het veld staan bij wisselplaats.
  • Op een teken van de trainer moeten alle leerlingen wisselen van pylon en komt tegelijkertijd de eerste leerling van de bank in het veld. 
    • Ook deze leerling moet zo snel mogelijk een pylon bemachtigen waardoor er in het veld één leerling overblijft zonder pylon.
    •  Deze leerling sluit achteraan de rij buiten het veld.
    •  De trainer geeft dan weer een signaal en het spel begint opnieuw. 
    • Wie kan het langste in het veld blijven staan?
  • Spreek af dat je na 1 keer wisselen niet terug mag naar de pylon waar je vandaan kwam. 
    • Dit voorkomt dat tweetallen onderling blijven wisselen.
  • De kinderen staan aan een kant van de ruimte, de tikker in het midden. 
  • De tikker noemt de manier waarop de kinderen mogen overlopen, zoals rennen, kruipen of hinkelen. 
  • De tikker mag de kinderen tikken, maar moet zich zelf ook op deze manier verplaatsen.
  • Je speelt tikkertje. In de zaal staan een aantal palen.
  • Minimaal 2 minder dan het aantal kinderen. Als je een paal vast hebt mag je niet getikt worden. 
  • Je mag 3 seconden een paal vasthouden. 
  • Als er een 2e persoon naar de paal komt moet de eerste persoon de paal loslaten.
  • De kinderen zitten met tweetallen op de grond.
  •  Een kind is de tikker, een ander kind heeft geen plek en rent rond. 
  • Als het rennende kind naast iemand gaat zitten, wordt het kind dat aan de andere kant zit tik object.
  • Er is 1 tikker. De bedoeling van het tikspel is dat de tikker alle lopers gaan tikken. 
  • Als een loper is getikt moet deze met zijn/haar benen uit elkaar op de plek blijven staan waar hij/zij getikt is. 
  • Een loper kan weer vrijkomen als een andere loper via de achterkant door zijn/haar benen gaat. 
  • Tijdens deze bevrijdingsactie kunnen beide lopers gewoon getikt worden.
  • Het spel begint met 2 hoepels met ieder 2 tikkers eraan vast
  • Als je bent getikt bent pak je ook de hoepel vast en ben je ook een tikker
  • Bij 4 tikkers per hoepel geldt de regel 4 is teveel
    •  2 van de vier een nieuwe hoepel gaan halen bij de lesgever.
  • Als iedereen is getikt brengen de leerlingen de hoepels weer terug en begint er weer een nieuwe ronde
  • Laddertje
    • Knie heffen tot de zijlaan
    • Zijwaarts schuiven bij pionnen
    • Hak/bil tussen zijlijnen
    • Buitenom terug


parcourtje-walking-1

  • 2 teams spelen tegen elkaar.
    • op het veld staan er 3 kegels opgesteld 
      • 2 in tegenovergestelde hoeken aan dezelfde lengte lijn en 
      • 1 aan de andere lengtelijn zodanig dat deze 3 kegels een driehoek vormen) 
    • scoren door kegel te tikken
    • na het tikken van een kegel direct naar een andere kegel gaan
    • extra regel: 
      • bij goed contact is de bal voor de verdediger.
  • A1 tipt naar voren tot aan pion 1. Bij pion speelt A1 bal door naar A2 die naar pion 2 is gelopen en zo verder tot A4.
  • A4 rond af.
  • A1 gaat naar A2 en verder.
  • A4 pakt bal na afronden en sluit achter A2 aan.
  • Uitbreiden 1) door pionnen weg te halen
  • Uitbreiden 2) is door verdedige (passief toe te voegen)
  • Uitbreiden 3) A1 is naar binnen gestart en ontvangt bal van A4
drawing 4tal overspelen