Handbaloefeningen
- Bij deze oefening ga je van alle posities gooien in een bepaalde tijd.
- Iedereen start in de hoek.
- Spreek af hoe lang het team erover doet en hoe veel doelpunten ze maken van elke positie.
- Wanneer de tijd start gaat iedereen om de beurt op doel gooien.
- Het team probeert bijvoorbeeld van elke positie 8 keer te scoren.
- Als dit is gelukt.
- Dan ga het hele team naar de volgende positie en zo gaat dat bij elke positie verder.
- Je maakt tweetallen.
- Allebei de personen gaan op de hoogte van de palen staan op de cirkel.
- Je loopt met 1 bal per tweetal naar de cirkel aan de overkant toe.
- Terwijl je rent naar de overkant gooi je de bal over naar elkaar.
- Als je aan de overkant bent loop je in looppas terug naar de andere kant.
- Variatie:
- Bovenhands gooien.
- Onderhands gooien.
- Passen met sprongschot.
- Zijwaartse sprong naar de andere cirkel.
- Kruispass naar de andere cirkel.
- Versnelde pass. (50, 60, 70, 80 %)
- Sprint.
- De veldspelers maken 2 rijtjes ter hoogte van de palen.
- De ballen worden op het tempo van de keepers op het doel geschoten.
- Links hoog, rechts hoog, links hoog etc.
- Echter, wanneer de spelers geschoten hebben gaan ze niet rustig hun bal pakken maar maken ze een sprint naar de middenlijn.
- Variatie:
- Er kan ook een ander punt worden aangegeven door middel van een
- pion
- hoedje
- paal etc.
- i.p.v. de middenlijn.
- Er kan ook een andere beweging gemaakt worden i.p.v. sprinten.
- Bijvoorbeeld de zijsprong.
- Verdeel de groepen over opbouwers en hoekspelers.
- De opbouwers stellen zich op in het midden en de hoekspelers op de linker en rechteropbouw.
- Opbouwersgaan loopschot oefenen.
- Er is 1 aanspeelpunt ( wisselt af) die speel je aan.
- Je ontvangt de bal in de loop en rondt af met een loopschot.
- Belangrijk dat je de inde top krijgt en blijft door lopen.
- Zo verras je verdediging met je schot.
- Niet eerst 3 groten passen aanloop nemen maar in het zelfde ritme van je loop blijven.
- Wanneer je geschoten hebt loop je door en je knikt je boven lichaam iets naar voren.
- Bij dit schot komt het vaak voor dat je met je verkeerde been voor staan, dit maakt niet uit.
- Hoekspelers gaan aan de slag met verschillende schijnbewegingen.
- 1 schijnbeweging voor buitenom en 1 schijnbeweging die tussen en 1 en 2 gemaakt wordt.
- Hoekspeler krijgt de bal aangespeeld en maakt een schijnbeweging naar binnen of buiten (eigen keuze maar wel afwisselen)
- Er staat een passieve verdediger die na een aantal keer steeds wat meer gaat verdedigen.
- Belangrijk is dat je druk zet naar binnen (of buiten) en dan snel er om heen gaat.
- Ook kun je dit doen met een draai.
- Rechterhoekspeler loop naar de buitenste verdediger aan de ander kant en zet een rug sper.
- De linker opbouw met bal dreigt op de 2e verdediger.
- Maakt dreiging en sprongschot naar het midden en speelt naar sperrende speler of schiet zelf op doel.
- Eventueel kan ook de cirkel nog aangespeeld worden als de midden verdediger uitstapt/ bijsluit.
- 2 tallen verdelen zich over de rechter en de linkerhoek.
- 1 verdediger tussen de middenlijn en de 9 meter die probeert de bal te onderscheppen.
- 1 van het 2 tal passt naar de keeper.
- De keeper speelt 1 van het 2 tal rond de middenlijn aan.
- 2 tal gaat proberen de aanval uit spelen en scoort op doel.
- Na scoren bal pakken en aan die kant blijven staan.
- Zelfde wordt gedaan op het andere goal.
- Als variatie kun je 2 verdedigers neerzetten om het moeilijker te maken.
- Je kan het moeilijker maken door te zeggen dat ze niet mogen stuiten.
- Bal gaat van de linker opbouw naar de midden opbouw.
- Midden opbouw breekt af en gooit de bal naar inkomende hoek.
- Hoek start dus in en ontvang de bal, hoek zet druk op de verdedigende opbouw. ( dreigen naar doel toe)
- De opbouw zet druk naar het midden en rondt af. ( sprongschot)
- Er wordt een normaal partijtje gespeeld, echter met een bijzondere regel.
- Alles blijft hetzelfde, er worden teams van 7 (6 veldspelers + 1 keeper) gemaakt.
- Als een team in een break-out.
- In een eerste of in een tweede fase een goal maken mogen ze nog eens aanvallen.
- Als ze op deze manier hebben gescoord mag er opnieuw worden uitgenomen bij de midden opbouwer.
- Als er in deze aanval wordt gescoord hebben ze dus in 1 aanval 2 punten gemaakt.
- Als er niet word gescoord blijft het bij 1 punt.
- Dit gaat zo door tot dat de tijd voorbij is.
- Verandering:
- Je kan er ook voor kiezen om een break-out.
- Eerste of tweede fase aanval te belonen met 2 punten i.p.v. een nieuwe aanval.
- Bij deze oefening staan 3 opdrachten centraal, in startende opbouwers (timing).
- Juiste posities bezetten en de omschakeling van verdediging naar aanval.
- Je speelt 5 tegen 5 of 6 tegen 6.
- De opbouwers mogen niet stil staan.
- Moeten in beweging zijn voordat ze de bal ontvangen.
- De verdedigers proberen in en uit te stappen en elkaar rugdekking te geven.
- Belangrijk dat de spelers goed de posities bezetten.
- Als er ruimte is voor een schot wordt er geschoten.
- De keeper pakt zo snel mogelijk de bal.
- En gooit die naar iemand van het verdedigende team. (wat nu aanvallers worden)
- Het aanvallend team gaat zo snel mogelijk terug om te verdedigen.
- En nu gebeurd weer het zelfde.
- Conditionele oefening om voor sprint en draaisnelheid
- Er worden ongeveer 6 pionnetjes neergezet (vanaf de achterlijn gezien op 3m, 6m, 9m, 12m, 15m en de middenlijn (20m)).
- Alles spelers starten op de achterlijn.
- Op het fluitsignaal wordt naar het eerste pionnetje gesprint,
- De grond aan getikt en vervolgens terug gesprint naar de achterlijn (hier ook de grond aantikken),
- Vervolgens wordt de sprint ingezet naar de 6m en gaat loopt iedereen steeds heen en weer.
- Totdat men aangekomen is bij de 20m (middenlijn), dan is de oefening klaar.
- Deze oefening kan je ook eventueel in duo's doen
- (Eerste rent naar 3m, tweede naar 6m en de eerste weer naar 9m enz.).
- Ook kan deze oefening als variant met een bal en met een dribbel uitgevoerd worden.
- Dan kun je er vervolgens ook nog voor kiezen om altijd vooruit te lopen, of vooruit en achteruit te lopen.
- Deze oefening is weergegeven voor 3 groepen.
- Ieder team doet een andere oefening.
- Dit is gedaan om de mogelijkheden en variaties te laten zien.
- De passes zijn alleen op de heenweg weergegeven.
- De speelsters blijven doorgaan met passes op de weg terug naar hun uitgangspositie. (5-10 passes zijn mogelijk.)
- De 1ste groep speelt zijwaartse passes binnen de pylonen en draaien naar buiten om de pylonen heen en spelen dan op de terugweg lange passes.
- De 2de groep speelt zijwaartse passes aan de rechterzijde van de pylonen en draaien beide links om de pylonen en spelen dan op de terugweg weer zijwaartse passes.
- De 3de groep rent (dribbelend) om de pylonen.
- Alle passes zijn mogelijk, maar de oefening is het best voor de snelle, precieze zijwaartse pass. Ook een goede oefening voor het trainen van de versnelling.
- Tweetallen staan paarsgewijs in een grote cirkel.
- In het midden liggen (aantal 2-tallen – 2) ballen.
- Op een signaal beginnen de spelers aan de buitenkant te sprinten (denk er aan om de richting aan te geven).
- Als de speler weer bij zijn/haar partner is, kruipt zij tussen zijn/haar benen door en pakt een bal uit het midden.
- Diegenen, die geen bal hebben veroverd moeten enkele push up's o.i.d. doen.
- Daarna wissel van plaats en begint het spel opnieuw.
- Variaties:
- Sprinten met side steps
- Achterwaarts sprinten
- In verschillende richtingen laten sprinten
- Zijwaartse schuifpassen linksom / rechtsom