Hockeyoefeningen
Doel is 3 op een rij te leggen.
- 2 teams maken
- Van elk team rent 1 speler met een gekleurd hoedje en legt deze in een hoepel
- Als de eerste speler terug is start de 2e speler van het team, daarna de 3e
- Als er van elke kleur 1 hoedje ligt mag de 4e speler een gekleurd hoedje verplaatsen om 3 op een rij te krijgen.
Parcours met:
- drag (bal van links naar rechts halen)
- slalom
- v-drag (links uitstappen, terughalen versnellen over rechts)
- dummy
afsluiten met schot op doel

Oefening:
- Begin linksboven met de bal
- Speel via de balk naar de persoon linksonder
- Die speelt de bal naar rechtsonder
- Die speelt de bal naar rechtsboven
- De persoon van linksboven is doorgelopen naar de kop cirkel en rond af
Opletten: aanname en ballen laag houden

- rood = aanvaller
- blauw = verdediger
- het veld is verdeeld in 2-en door pionnen
- rood speelt de bal in op blauw -> blauw speelt de bal terug op rood
- dan start er een 1 tegen 1
- doel van blauw is de aanvaller naar buiten dwingen
- doel van rood is zo snel mogelijk scoren (door het midden is de snelste weg)
- je mag niet over de pionnen lijn
- als de aanvaller in de cirkel is aangekomen mag hij/zij slaan op doel

Organisatie:
- Maak 2 teams
- Selecteer 3 verdedigers
- Zet 2 doeltjes op de 23-meterlijn
Uitvoering:
- De 3 verdedigers spelen de bal rond
- Wit biedt zich aan en probeert te scoren op het grote doel
- Als blauw de bal afpakt, kunnen ze recht halen door één van de 2 poortjes te drijven -van 2 kanten.
- Ze mogen ook de kom aanspelen om te verleggen

Organisatie:
- Maak 2 teams
- Selecteer 3 verdedigers
- Zet 2 doeltjes op de 23-meterlijn
Uitvoering:
- De 3 verdedigers spelen de bal rond
- Wit biedt zich aan en probeert te scoren op het grote doel
- Als blauw de bal afpakt, kunnen ze recht halen door één van de 2 poortjes te drijven -van 2 kanten.
- Ze mogen ook de kom aanspelen om te verleggen

- 2 verdedigers die niet uit het vak mogen komen.
- De aanvallers moeten door het vak proberen te komen om te scoren.

Oefening 1:
- Warmlopen - 1x lopen overkant
- Joggen 4x
- 70% sprint
Oefening 2:
- Rond en tussen de de pionnen lopen.
Oefening 3: Overspelen
- Kaatsen
- Pushen
- Schuifslag
- Flatsen
LET OP: Alles aannemen op de forehand!

Bij deze oefening gaan we alleen maar flatsen!
- De bal begint op de 23-meter lijn.
- Gaat breed naar speler 2, daarna diep naar speler 3 en dan naar kop cirkel, naar speler 4.
- Speler 4 rond ook af met een flats.
Coach punten:
- Handen bij elkaar tijdens de flats.
- Handen laag bij de grond tijdens de flats.
- Stick goed rechtop zodat de bal niet omhoog gaat.

- Leg uit hoe je pusht en hoe je aanneemt.
- Een speler pusht.
- Een ander neemt aan.
- Speelt door naar naaste speler of slaat in goal.
- De anderen lopen half op.

- Overspelen langs de pionnen.
- Als de spelers bij de laatste pion zijn, rent de laatste speler om de pion heen.
- En deze laatste gaat aanvallen.
- De verdediger probeert hem uit te verdedigen.

- Er worden veldjes uitgezet waar een 1 versus 1 plaatsvind.
- Aanvaller, rood, valt aan op de goal terwijl verdediger, blauw, verdedigd.
- De focus hierop is dat de verdediger begeleidend verdedigd en de aanvaller constant op de forehand houdt.
- Doordraaien: aanvaller wordt verdediger en andersom.
Focuspunten:
- Houd stick stil bij verdedigen -begeleid.
- Wacht af op het juiste moment.
- Probeer de aanvaller de hoek in te begeleiden.
- Houd de aanvaller constant op de forehand.
