Hockeyoefeningen
- Speler A speelt B aan in de loop.
- B loopt banaan de cirkel in en speelt C aan op de rand van de cirkel in the guard!
- Oefening 1: C schiet op het goal
- Oefening 2: C speelt op de 2e paal en D scoort
- Het is Rood tegen Blauw.
- Rood probeert de bal af te pakken.
- Blauw speelt hem rond en blijft in vak staan.
- Je moet in het vak in beweging blijven zodat je telkens aan de bal kan komen.
- Als de bal wordt afgepakt, moet je wisselen met degene die de bal heeft afgepakt.
Oefening start met 3 spelers bij elkaar in het midden.
Situatie is als de corner wordt afgeslagen en er een snelle uitbraak met overtal is.
Situatie is als de corner wordt afgeslagen en er een snelle uitbraak met overtal is.
- A Speelt B in de loop aan.
- B neemt de bal aan en speelt, met 1x raken, C aan die naar buiten loopt.
- C speelt D aan die de bal in-tipt of in 1 keer in de goal slaat.
- De achterste linie neemt altijd de bal uit.
- Voor de middenlijn aan eigen kant neemt altijd achter linie uit.
- na de middenlijn altijd midden linie.
Op afbeelding zie je als achter uit neemt:
- Altijd speler erachter zodat deze terug kan.
- Speler langs lijn.
- Speler in lijn naar doel.
- 4 spelers in de opbouw
- 2 verdedigers
- Opbouw begint bij centrale verdediger A
- Linksachter B zakt uit en ontvangt de bal van A
- Linkshalf C biedt zich aan en ontvangt bal van B
- C slalomt door pionnen en draait op forehand terug
- B biedt zich in de rug aan van C en ontvangt de bal terug van C
- C speelt A in en rent richting cirkel
- A speelt D aan in de loop en rent richting cirkel
- A, C en D proberen met een 3 tegen 2 te scoren
Doordraaien B-C-D-A
- Overspelen en aanvallen
- A speelt C aan in de loop.
- C neemt in beweging de bal aan, draait en schiet/ flatst hard op de 2e paal.
- B tipt de bal in de goal.
Doordraaien tegen de klok in.
- Speler A flatst de bal breed over de hele breedte naar rechts.
- B neemt de bal open aan en speelt de bal diep naar C die is komen inlopen naar de lijn.
- C speelt de bal meteen breed terug naar B die zich daar aanbiedt.
- B speelt de bal op D die zich van in de cirkel BUITEN de cirkel aanbiedt.
- D loopt met de bal langs de achterlijn de cirkel weer in en speelt de bal op de kop waar A ondertussen staat.
- A schiet op het goal.
Doordraaien:
B naar A
A naar C - wit naar blauw
C naar D - blauw naar oranje
D naar B - oranje naar rood
B naar A - rode pion naar wit
B naar A
A naar C - wit naar blauw
C naar D - blauw naar oranje
D naar B - oranje naar rood
B naar A - rode pion naar wit
- Drie tweetallen.
- Speler 1 speelt speler 2 in de loop aan.
- Snel draaien over forehand.
- Om pion heen sprinten met bal aan de stick.
- In de stick aanpassen op speler 1.
- Speler 1 doet hetzelfde.
- De blauwe en de rode spelers spelen hard over
- De rode speler loopt in en krijgt de bal van de blauwe speler
- De rode speler rond af op het doel met een slag
- 2 goaltjes van pionnen en er is gescoord als de bal tussen de pionnen door gespeeld is en onder controle is aangenomen.
- De scorende partij laat dan de bal liggen voor de andere partij.
- Er kan in beide goaltjes gescoord worden door beide teams.
- Er mag achter de goals langs door gespeeld worden en gescoord van voor naar achter en andersom.
- 2 teams
- 1 keeper
- 1 groot goal
- 2x kleine goals met pionnen
- Het team die de bal door één van de kleine goals speelt, mag scoren op het grote goal. Het andere team moet per direct verdedigen.
- Mocht het verdedigende team in balbezit komen, mag het proberen door 1 van de kleine goals te spelen om het aanvallende team te worden.
- De keeper staat in het grote goal en behoort niet tot één van de teams.