Hockeyoefeningen voor de techniek aannemen
- Twee lossen oefeningen die je allebei 10 min kan gaan doen
- Ook eerste de uitleggen van de tip-in oefening
- B begint met rennen om de pionnen heen en versnel als hij bij het goal aankomt richting A
- A geeft een harde gerichte flats richting het goal
- B tip de bal zodat hij van richting veranderd
- Daarna wisselen ze van plek
- Andere oefening
- We gaan oefenen met in out lopen
- A is een rechts achter die de bal en dus de bal ergens naar toe wil gaan spelen. B is de rechts midden en die gaat een in out lopen.
- Hij begint in het midden van het veld en wil zich gaan aanbieden voor A
- Hij versnel richting de zijlijn A mag kiezen of hij de bal wil gaan geven of niet
- Als hij de bal niet geeft dan maakt A zijn lijn verder af en komt weer terug op de plek waar hij begon en loop daarna weer op nieuw een in-out.
- Als A de bal pass neemt B de bal aan en mag hij scoren op het goaltje.
- Spelers staan in 2 groepjes tegenover elkaar. In het midden twee pionnen, 2 meter uit elkaar.
- Gedurende de oefening keren de spelers telkens terug naar hun eigen kant.
- De speler die zich aanbiedt is een aanvallende speler die de bal 'komt halen'.
- Speler van groepje A biedt zich aan en loopt tot voorbij de pionnen.
- Speler van groepje B passt de bal, speler A neemt aan en speelt de bal terug naar groepje A, sluit achteraan.
- Speler van groepje B biedt zich nu aan en krijgt de bal aangespeeld op dezelfde wijze.
- Tips
- Passing niet te zacht; zuiver in de stick
- Varianten
- Open forehand: de bal aan je voorbij laten rollen voordat je hem in de stick aanneemt en voor je langs meenemen naar je forehand.
- Open Backhand: idem aan de backhandzijde, je hoeft alleen je stick maar om te draaien en verder te lopen
- Forehand met sleepbeweging: aanname in de stick en draai snel met een sleepbeweging (dummy) dwars voorlangs de pionnen heen (als ware het verdedigers)
- Speel terug (kaats) en biedt jezelf opnieuw aan, twee meter naar links of naar rechts.
- Meer varianten:
- Hobbelende bal aannemen en linksom draaien (gesloten forehand, kleine draaicirkel)
- Hobbelende bal aannemen en rechtsom draaien (gesloten forehand, grote draaicirkel)
- Hobbelende bal aannemen, bal in de stick hoog houden
- De speler die zich aanbiedt geeft met z'n stick aan waar de bal moet komen.
- De pass is echter precies verkeerd, zelfs buiten de pionnen
- Dit is een basisoefening ter voorbereiding.
- Net zoals een tennisspeler die zich met basisslagen op de training voorbereidt, moeten de spelers, met directe simpele passes op elkaar, zich voorbereiden op de ingewikkelde trainings- en wedstrijdvormen.
- De trainer heeft zo de mogelijkheid, technische fouten bij elke afzonderlijke speler te zien en reeds bij de basisoefening te corrigeren.
- De spelers passen de bal direct tussen twee pylonen door en lopen tegen de klok in naar de andere kant.
- De grootte van het doeltje en de afstand tussen de spelers wordt aangepast aan de leeftijd en het niveau van de spelers.
- 1a, 1b A1 speelt naar B en sprint naar het midden van de ruit
- 2a, 2b B passt in de loop van A1 en loopt naar de positie A
- 3a, 3b A1 speelt direct naar C en neemt de plaats van B in.
- 4a, 4b C speelt direct naar D en sprint naar het midden van de ruit
- 5a, 5b D passt in de loop van C en loopt naar positie C
- 6a, 6b C speelt direct naar A2 en neemt de plaats in van D.
- Dit is de basisvorm van de ruit.
- Aangever en zijwaartse speler wisselen voortdurend van positie.
- In de volgende varianten wisselen de loop- en passrichtingen.
- Hierbij moeten de spelers niet alleen zuiver passen.
- Ze moeten ook continu geconcentreerd zijn en goed met elkaar communiceren.
- Ook hier geldt dat de aangever in de forehand van de zijwaartse speler moet passen (met een denkbeeldige tegenstander in de rug).
- 1a, 1b A speelt naar B en biedt zich zijwaarts aan
- 2a, 2b B speelt in de loop van A en loopt naar de positie van A
- 3a, 3b A speelt naar C en loopt naar het midden van het driehoekje
- 4a, 4b C speelt de bal direct naar D en biedt zich zijwaarts aan
- 5a, 5b D speelt de bal in de loop van C en loopt naar de positie van C
- 6a, 6b C speelt direct naar E en loopt naar het midden van het driehoekje
- De aangever wisselt de positie met de zijwaarts staande speler in het midden
- Lengte van de zijden van de driehoek:
- 15- 20 m In de onderstaande oefening staan twee spelers in het centrum van een driehoekje en drie spelers op de hoekpunten.
- De spelers wisselen continue van positie.
- Na de zijwaartse pass naar middenspeler, volgt een pass naar de dichtstbijzijnde hoek en wisselt de hoekspeler naar het midden.
- Wanneer de middenspeler een zijwaartse pass naar een hoekspeler volbracht had, wisselt hij naar de plaats van de aangever.
- 1a, 1b A1 speelt diagonaal naar D en loopt naar positie B
- 2a, 2b C1 speelt (tegelijkertijd met A1) diagonaal naar B en loopt naar positie D
- 3a, 3b B speelt diagonaal naar C2 en loopt naar positie A
- 4a, 4b D speelt diagonaal naar A2 en loopt naar positie C
- Deze variant is zeer geschikt voor een hockeyspecifieke sprinttraining.
- Na de diagonale pass de speler naar de tegenoverliggende kant.
- Maar ook coördinatie oefeningen zijn zeer goed mogelijk.
- Bovendien verbetert men het waarnemen en het teamwork doordat de passes met twee ballen op elkaar moeten worden afgestemd.
Variatie:
- Minder spelers geeft tijdsdruk en zorgt voor sneller wisselen naar de andere kant.
- 1a, 1b A speelt naar B en biedt zich opzij aan voor een pass via de balk
- 2a, 2b B speelt in de loop van A en neemt zijn positie in
- 3a A speelt direct naar C en wacht op het terugspelen van C.
- 4a, 4b C speelt naar A en biedt zich opzij aan voor een pass via de balk.
- 5a, 5b A speelt in de loop van C en neemt de positie van C in.
- 6a C speelt direct naar B, enz.
- Dit is een basisoefening voor een 1,2-tje.
- Ook topspelers moeten basistechnieken en eenvoudige combinaties regelmatig herhalen.
- Daardoor kunnen zij later bewegingsautomatismen uitvoeren, zonder dat zij zich moeten instellen hoe het moet en wat zij moeten doen.
- Alleen op deze wijze begrijpen spelers complexe wedstrijdsituaties sneller en nemen dan de juiste beslissing.
- In het moderne hockey wordt de vrijloopbeweging vaak met een schijnbeweging begonnen, om de tegenspeler op het verkeerde been te zetten.
- In deze oefening moeten de spelers op het juiste moment vlak voordat zij worden aangespeeld, een schijnbeweging maken en ontdoen zich zo van de denkbeeldige tegenstander.
- Je maakt een figuur met pionen elke speler staat bij een pion.
- Je draait open bij je pion en pass de bal naar de buurman.
Afsluiten en opruimen, niet te laat mee beginnen!
Vooral leuk voor een nieuw team:
- je staat in een kringetje en passt de bal naar een van de spelers.
- Diegene moet iets over zichzelf vertellen.
- Zo leer je elkaar kennen.
- Tip: na een tijdje vraag je even aan iemand een feit dat net is genoemd.
- Je hebt 2 pionnen tegenover elkaar staan.
- 2 mensen staan bij de ene pion en 1/2 mens(en) bij de andere pion
- Er is 1 bal waarmee 1 iemand met de bal loopt tot de helft
- Diegene speelt de bal naar de andere medespeler en zo gaat het door
Doel:
Het open aannemen bij een pass van achteren. Op die manier houdt je je vizier open richting de goal.
Opzet:
- Speler A speelt tussen de pionnen door en speelt dan B in.
- B staat klaar voor de pion en neemt de bal aan.
- Vlak voor de aanname bij B, is er een speler bij C gestart. Afhankelijk vanaf welk punt de bal gestart is wordt bepaald welke speler dit is.
- De speler bij B speelt de bal in de loop van de speler die bij D wegloopt, aan.
- Vanaf punt F wordt gestart met lopen wanneer er vanaf punt B gespeeld wordt.
- De speler van punt F neemt de bal in de loop aan vanaf punt E en rondt af op de goal.
Variaties:
- Station F kan je weg laten vallen wanneer je alleen op de aanname van achter wilt focussen. Er wordt dan de cirkel ingelopen en op goal afgerond.
- Je kan de oefening ook van maar één kant doen. Hierdoor heb je minder spelers nodig.
- Hoe de bal aangenomen wordt bij punt E kan je variëren. Er kan een backhand of forehand aanname gedaan worden.
Aandachtspunten:
- Dit is een lastige oefening waar het moment van passen en de plek waar de bal ingespeeld wordt erg van belang zijn.
- Bij het inspelen vanaf punt B is het belangrijk dat er niet loodrecht ingespeeld wordt, maar dat de speler al afgebogen is en de bal van achter hem krijgt.
- De blik van de spelers die vanaf punt D naar E lopen moet zo zijn dat ze zowel de speler met de bal, als de goal kunnen zien.
- Wanneer je de volledige situatie opzet moeten links en rechts in de gaten houden wie er aan de beurt is en welke kant er opgespeeld moet worden.
- De keeper krijgt afwisselend ballen van rechts en links en moet dus tijd hebben om zich te verplaatsen.
- Ballen gestopt door de keeper moeten zoveel mogelijk de cirkel uit zodat de oefening hier geen last van heeft.