Hockeyoefeningen voor de techniek aannemen
- A begint met de bal
- De speler drijft met de bal naar de pion voor hem/haar
- De speler drijft daarom heen met haar/zijn forehand
- A geeft een push uit de loop naar de inlopende B
- B loopt in en neemt de bal aan
- Drijft de cirkel in en rond af op goal
- Met een inloopbal
- Een rechtsvoors inspelen
Leren met behulp van ruimte te creëren over rechts aan te vallen.
- B loopt richting de 23 waar die een bal in de loop ontvang van A
- B loopt door de pionenstrokken naar de cirkel en slaat op goal
- C loopt richting de 23 waar die een bal in de loop ontvangt van A
- C loopt door naar achter de laatste pionenstroken richting de cirkel en slaat op goal
Drie kleurenspel
- De trainer heeft drie kleuren pionnen in de hand. Rood, wit en blauw.
- Speler blauw A is aan de beurt.
- Trainer steekt eerst kleur pion 1 in de lucht --> Bijvoorbeeld pion wit.
- Speler blauw A start met lopen richting de rand van de cirkel en ontvangt de bal van speler blauw ->
- Die speelt de bal vervolgens door het witte poortje omdat de trainer dus de witte pion de lucht in steekt.
- Speler A neemt de bal aan door het poortje en rondt af op doel.
- Na zijn schot neemt hij de plek over van de speler die de bal naar hem gepasst heeft.
- De trainer steekt een nieuwe kleur pion de lucht in voor de volgende speler etc.
- Speler blauw 1 speelt de bal met een gecontroleerde push of flats diagonaal op de forehand van speler rood 2.
- Speler rood 2 neemt de bal op de forehand aan en rondt af op doel.
- Speler rood 1 speelt de bal met een gecontroleerde push of flats diagonaal op de backhand van speler blauw 2.
- Speler blauw 2 neemt de bal op de backhand aan en rondt af op doel.
Aandachtspunten:
- De focus in deze oefening ligt op de aanname.
- Maak jezelf klein bij de aanname.
- Probeer het tempo van de bal op te nemen.
- Laat de bal voorbij je rollen en neem de bal zo laat mogelijk aan.
- Zorg dat de bal niet omhoog komt bij de aanname. Dus houd je stick recht en niet schuin.
- Positiespel 0 tegen 0
- Daarna 3 tegen 1
Twee keer aanraken
- Speler rood pusht de bal naar speler blauw, speler blauw naar speler wit en speler rood 2. Spelers mogen de bal maximaal twee keer aanraken.
- Speler rood 2 neemt de bal aan en rondt af op doel. Bij voorkeur een flats.
- Na je pass loop je door naar de volgende pion. De speler die afgerond heeft op doel sluit weer achteraan in de rij.
Aandachtspunten:
- Omdat de speler de bal maximaal twee keer mag aanraken, moet de bal in één keer goed liggen bij de aanname. Zorg dat de speler zich dus extra goed concentreert op de aanname.
- Zet de oefeningen twee of drie keer uit afhankelijk van het aantal spelers.
- Maak tweetallen en zet de pionnen steeds dichter bij elkaar.
- Spelers rood en blauw staan kort bij elkaar en tikken de bal op en neer tussen de pionnen door.
- Je start met een 2-touch dus aannemen -> passen, maximaal 2 keer aanraken.
- Raakt de bal een pion, wordt er een pion overgeslagen of raakt een speler de bal meer dan 2 keer aan, dan ben je af.
- Als je af bent, begin je opnieuw met de oefening.
- Heb je het einde van de pionnenrij een aantal keer gehaald, probeer alles dan in 1-touch -maximaal 1 keer aanraken dus.
- Is dit ook gelukt, kun je de tijd bij -laten- houden -> Verbeter telkens je record.
Twee keer aanraken
- Speler rood pusht de bal naar speler blauw, speler blauw naar speler wit en speler rood 2. Spelers mogen de bal maximaal twee keer aanraken.
- Speler rood 2 neemt de bal aan en rondt af op doel, bij voorkeur een flats.
- Na je pass loop je door naar de volgende pion.
- De speler die afgerond heeft op doel sluit weer achteraan in de rij.
Aandachtspunten:
- Omdat de speler de bal maximaal twee keer mag aanraken, moet de bal in één keer goed liggen bij de aanname. Zorg dat de speler zich dus extra goed concentreert op de aanname.
- A push de bal naar B.
- B neemt de bal aan en push de bal terug naar de breed lopende A.
- A neemt de bal aan en push hem door naar de inlopende C.
- C neemt de bal aan en push/ flats de bal diep naar D.
- D neemt de bal en en loopt over de achterlijn heen.
- D geeft een 90 graden pass aan de doorgelopen B.
- B neemt de bal aan en slaat op goal.
- A begint met de bal en geeft een harde push naar voren.
- B komt inlopen en neemt de bal aan, draait daarna weg.
- Drijft op de pionnen heen, lijnt de bal op en rond af op goal.
Oefening aan 2 kanten uitzetten.