Hockeyoefeningen
Met de bal en stick drijven en dribbelen door de zaal of over het veld. Iedereen beweegt door elkaar heen.Daarbij zijn ze continu op zoek naar de vrije ruimte. Immers als je meer ruimte om je heen hebt, wordt het makkelijker om de bal te controleren.
Variatie: enkele ballen weg, waardoor er een aantal spelers zonder bal zijn. Deze spelers proberen de bal van een andere speler af te pakken die wel een bal heeft. Dit mag door middel van met de stick de bal aan te tikken, als de bal is veroverd gaat de veroveraar met de bal verder en gaat degene zonder bal een bal veroveren.
Met de bal en stick drijven en dribbelen door de zaal of over het veld. Iedereen beweegt door elkaar heen. Daarbij zijn ze continu op zoek naar de vrije ruimte. Immers als je meer ruimte om je heen hebt, wordt het makkelijker om de bal te controleren.
Variatie: enkele ballen weg, waardoor er een aantal spelers zonder bal zijn. Deze spelers proberen de bal van een andere speler af te pakken die wel een bal heeft. Dit mag doormiddel van met de stick de bal aan te tikken, als de bal is veroverd gaat de veroveraar met de bal verder en gaat degene zonder bal een bal veroveren.
Bij drietalhockey: als een voorhoedespeler de bal heeft, moet de verdediger achter hem aansluiten om te helpen.
Bij zestal hockey moet de verdediger achter de aanvaller aansluiten, de andere verdediger moet (in de breedte van het veld) meeschuiven tot midden voor het doel (naar de as)
Twee spelers spelen de bal continu over totdat er één leerling zo dicht bijhet doel is dat hij kan scoren in het doel.
- Spelers staan in 2 groepjes tegenover elkaar. In het midden twee pionnen, 2 meter uit elkaar.
- Gedurende de oefening keren de spelers telkens terug naar hun eigen kant.
- De speler die zich aanbiedt is een aanvallende speler die de bal 'komt halen'.
- Speler van groepje A biedt zich aan en loopt tot voorbij de pionnen.
- Speler van groepje B passt de bal, speler A neemt aan en speelt de bal terug naar groepje A, sluit achteraan.
- Speler van groepje B biedt zich nu aan en krijgt de bal aangespeeld op dezelfde wijze.
- Tips
- Passing niet te zacht; zuiver in de stick
- Varianten
- Open forehand: de bal aan je voorbij laten rollen voordat je hem in de stick aanneemt en voor je langs meenemen naar je forehand.
- Open Backhand: idem aan de backhandzijde, je hoeft alleen je stick maar om te draaien en verder te lopen
- Forehand met sleepbeweging: aanname in de stick en draai snel met een sleepbeweging (dummy) dwars voorlangs de pionnen heen (als ware het verdedigers)
- Speel terug (kaats) en biedt jezelf opnieuw aan, twee meter naar links of naar rechts.
- Meer varianten:
- Hobbelende bal aannemen en linksom draaien (gesloten forehand, kleine draaicirkel)
- Hobbelende bal aannemen en rechtsom draaien (gesloten forehand, grote draaicirkel)
- Hobbelende bal aannemen, bal in de stick hoog houden
- De speler die zich aanbiedt geeft met z'n stick aan waar de bal moet komen.
- De pass is echter precies verkeerd, zelfs buiten de pionnen
- 3x heen en weer
- rijtjes en rekken
- daarna dreierlauf
- bespreek hoe de training is gegaan
- en noem daarin ook voorbeelden,
- geef ze complimenten
- en verlaat de training met een positief gezicht en niet een somber gezicht.
- jij bent de trainer en het voorbeeld voor anderen
- Op een kwart veld meerdere oefeningen uitzetten,
- de spelers kunnen achter elkaar aan direct starten.
- Van slalom,
- dummy,
- haringtruc
- tot een lopje kun je uitzetten.
- Zodat ze tijdens de warming up op alle technieken focussen.
Ga verdedigend zo staan dat je stick (forehand of sterke kant) tussen de bal en je doel is
Bovendien: 3-Talhockey: de rechteraanvaller verdedigt het rechterdoel, de linker het linkerdoel, de centrale verdediger het doel waar wordt aangevallen. 6-Talhockey: de voorhoedespelers mogen niet in het eigen 10 metergebied verdedigen.
Verdedig je tegenstander, als hij de bal niet heeft, aan de binnenkant: ga aan de kant waar de bal is dicht naast hem staan, aan de kant waar de bal niet is verder naar de as
Probeer de pass te onderscheppen, wanneer je tegenstander wordt aangespeeld
Als er tussen jou en je medespeler geen tegenstander staat, moet je de bal spelen, niet brengen
Maar als er wel een tegenstander staat, loop je op hem af en speel je de bal net buiten zijn bereik
Onder druk van de verdediger moeten de aanvallers nu samenspelen en proberentot scoren te komen. De verdediger kan een punt scoren door de bal te veroverenen dan over de achterlijn te dribbelen. Dit is de korte zijde waar geen doeltjeop staat.
Wissel de verdedigers zo door, dat iedereen een keerverdediger is geweest.