facebook pixel

Hockeyoefeningen

  • verdediging onderschept de bal
  • de bal wordt naar de rechtsachter gespeeld
  • de rechtsmidden trekt naar binnen waardoor de flank open ligt
  • de rechtsachter speelt de bal in de diepte naar de spits 
  • de spits trekt naar buiten om de val langs de lijn aan te nemen

Zet over een afstand van ongeveer 40 meter vanaf de achterlijn richting de middenlijn 15 tot 20 pylonen neer, in een rechte lijn. De onderlinge tussenruimte is bij de basisvorm 2 meter.

Maak 2 rijen die achter de achterlijn staan opgesteld. De spelers doen aan weerskanten van de pylonen tegelijk hun oefening richting het einde van de pylonenreeks. Daar draaien ze en dribbelen met een ruime bocht rustig terug naar het begin. Wanneer het eerste tweetal bij de vierde pylon is, kan het volgende tweetal starten.

Zet spelers met een gelijkwaardig fysieke capaciteit naast elkaar. Je kunt dit positiegebonden aanpakken (verdediger versus verdediger, aanvaller versus aanvaller).

Oefening

  1. Op het signaal starten de voorste 2 spelers.
  2. Sprint steeds 2 pylonen vooruit en daarna 1 pylon achteruit.
  3. Hou je gezicht naar voren gericht, dus niet draaien tijdens de oefening.
  4. De intensiteit is 90% van de maximale inzet. Met name de versnellingen naar voren (weg starten) moeten explosief zijn en met korte passen.
  5. Aan het einde van de pylonenreeks draai je met een ruime bocht en dribbel je rustig terug naar het startpunt.
  6. Herhaal deze oefening 1 keer.


Variaties

1. Identiek aan de basisvorm, maar nu met de pylonen in een ander patroon: tussen de eerste 2  pylonen zit 1 meter, tussen de volgende 2 meter, dan 3 meter, 4 meter en tot slot 5 meter. Hierna bouw je het weer af (respectievelijk 4, 3, 2 en 1 meter ruimte tussen de pylonen). In totaal heb je dan 18 pylonen.

2. Identiek aan de basisvorm, maar nu met een ander patroon: tussen de eerste 3 pylonen 1 meter, de volgende 2 pylonen 5 meter, daarna weer 3 pylonen met 1 meter, 2 pylonen met 5 meter. Zet hierna ditzelfde patroon nog een keer neer (4 maal hetzelfde patroon in 1 lijn, met in totaal 18 pylonen).

3. Identiek aan variatie 3, maar nu zet je de pylonen niet in de rechte lijn neer, maar in flauwe bochten.

4. Je maakt een rechte lijn van pylonen en rangschikt ze naar eigen inzicht qua onderlinge afstand. Zorg voor veel variatie.

5. Identiek aan variatie 4, maar nu met flauwe bochten.

Intensiteit van de oefening

De intensiteit is 90% van de maximale inzet. Flink hijgen, moet fanatieke uitvoering zijn met zeer explosief karakter in de versnellingen met handhaven goede lichaamscontrole en atletische houding, EMI 7/8.

  • 1 of 2 tikkers.
  • Op de plek waar je getikt wordt moet de tikker zijn hand houden bijv. een hand op zijn schouder.
  • Met de andere hand moet weer een ander getikt worden.


ongelukstikkertje

  • De tikker moet proberen zoveel mogelijk kinderen te tikken.
  • Als je getikt dreigt te worden mag je een televisieprogramma noemen en dan mag de tikker je niet tikken.
  • Je moet dan wel met je benen uit elkaar staan.
  • De rest mag je verlossen door- dat ze tussen je benen door kruipen.
  • Als je getikt bent ga je bij de trainer staan.


televisietikkertje

  • Alle kinderen drijven met de bal in een aangegeven gebied.
  • De trainer is ‘moeder/ vader’.
  • Regelmatig vragen de kinderen aan moeder:”Moeder hoe laat is het?”
  • Als de moeder een wille- keurige tijd noemt, dan gaan de kinderen gewoon door met het drijven van de bal.
  • Maar als moeder antwoordt:”Het is bed- tijd” proberen alle kinderen zo snel mogelijk buiten het gebied te komen voordat zij door de moeder getikt worden.


moeder-hoe-laat-is-het-

  • Drijven van de bal en na de hoepel de bal afspelen naar een medespeler die hetzelfde doet.
  • aantal hoepels uitbreiden (lengte en breedte)
  • aan het einde van de oefening scoren op een doeltje


lopen-en-spelen

  • Alle hoepels in een ruime neer- leggen (eilanden).
  • Aan de buiten- kant van het vierkant linksom drijven met de bal, op teken naar een hoepel drijven en er met de bal in gaan staan.
  • het rondje rechtsom drijven
  • op het teken van de trainer bin- nen het vierkant om 5 verschil- lende hoepels drijven, linksom
  • aantal keer om de hoepels veranderen
  • steeds naar een andere kleur hoepel gaan


eilanden-dans

  • Gebruiken in een estafette; om de hoepels drijven en in 1 keer terug drijven.
  • door de hoepel
  • hoepel op een pylon en er door spelen (hoepel vast houden en er door spelen of kruipen


estafette

  • Kleine slalom uitzetten.
  • tempo verhogen
  • aanpassen slalom
  • afronden op doel aan het het einde van de slalom


slalom-7

Overspelend tot scoren komen

  • Op iedere pion staat een speler.
  • speler A speelt breed naar links naar speler B en loopt achter zijn/haar bal aan
  • speler B speelt schuin naar rechts de bal naar speler C en loopt achter zijn/haar bal aan
  • speler C speelt breed naar links naar speler D en loopt achter zijn/haar bal aan
  • speler D speelt schuin naar rechts de bal naar speler E en loopt achter zijn/haar bal aan
  • Speler E neemt aan en scoort met een flats / slag
  • Speler E loopt door naar links om de extra pionnen heen (buiten oefening) terug naar positie A1-2-overspelen-en-scoren-evt-met-verdediging--1

Variatie:

  • Ballen starten links vanaf positie B (pion/positie A vervalt), daarvoor komt er op de rand cirkel een pion bij (positie F)
  • speler 1 speelt de bal vanaf positie B schuin naar rechts naar speler 2 op positie C en loopt achter zijn/haar bal aan
  • speler op C speelt breed naar links naar speler op positie D en loopt achter zijn/haar bal aan
  • speler op positie D speelt schuin naar rechts de bal naar speler E en loopt achter zijn/haar bal aan
  • Speler op positie E speelt breed naar links naar speler op positie F en loopt achter zijn/haar bal aan
  • speler op positie F neemt aan op de fh of op hoge bh en scoort met een (backhand)slag en
  • loopt buiten oefening terig naar start positie (B)


Variatie 2:

  • 2 rijtjes spelers achter de pionnen A en B
  • speler 1 speelt de bal breed naar links en loopt rechtdoor naar positie C
  • speler 2 neemt de bal aan en speelt speler 1 schuin rechts in de fh in de loop aan (richting positie C) en loopt zelf rechtdoor richting positie D
  • speler 1 neemt de bal in de fh aan rondom positie C en speelt de bal breed / naar achteren terug naar speler 2 (richting positie D) en loopt zelf naar positie E
  • speler 2 neemt bal aan (liefst met fh) en met voetenstand in richting positie E en speeltde bal schuin naar voren terug naar speler 1 (richting positie E / liever net in de cirkel / rand cirkel dan achter speler 1)
  • speler 1 neemt aan en slaat / fats zo snel mogelijk op de goal (niet brengen) en loopt buiten oefening terug naar positie B


Variatie op 2:

  • Na dat speler 2 de 2e keer / laatste keer de bal heeft afgegeven aan speler 1 wordt hij /zij (passieve) verdediger bij t volgende setje 1,2-tje
  • de verdediger mag niet mee de cirkel in (of liever zelfs niet achter de lijn (positie C/D) komen vanwaar hij/zijj startte (positie D)
  • pakt hij/zij de bal af dan drijven over lijn tussen positie A en B.
  • De 2 spelers die opkomen blijven binnen het vak (breedte van pass lijnen) maar zijn vrij(er) in opbouw, ze mogen ook achterlangs kruisen, oversteken maar passen alles over de grond (geen liftjes)
  • de nr 1 scoort en loopt net als de verdediger loopt buitenom terug naar andere positie. De nr 2 wordt verdediger

Accenten:

  • handen bij aannemen uit elkaar
  • voetenstand open
  • begeleidend aan nemen voor vervolpass of zelfs kaats
  • scoren na 2 contacten (aannemen, max 1x lekker leggen) 
    • zie handen/voetenstand/afstand bal bij slag en flats accenten
  • Zet de pilonnen uit zoals weergegeven in de figuur
  • Verspreid hierbij de ballen over pilon C en D
  • Bij deze oefening zet je bij pilon C en D een speler neer
  • De rest van het team gaat in een rij staan bij pilon A.

  • Vanaf A loopt de speler om de pilon heen
  • Vanaf de pilon maakt de speler een zijwaartse beweging met het gezicht naar de bal (met het gezicht naar C).
  • Speler C speelt de bal in de forehand van A
  • A neemt de bal aan en draait naar rechts open
  • A loopt richting cirkel en werkt af op goal. 
  • Vanuit hier loopt hij naar D en ontvangt opnieuw een bal. 
  • De speler draait open naar links en werkt weer af op goal.hockey-oefening-1

                                                                                           
hockey-oefening-1

De speler bij de rode pion staat klaar voor de lange corner. Deze speler speelt de bal naar links en geeft de bal mee aan de speler die van de witte pion komt. De speler van de witte pion speelt de bal zo hard mogelijk de cirkel in (richting de goal). 

Wanneer de lange corner genomen wordt proberen de spelers bij de blauwe en oranje pion in te lopen en de bal te onderscheppen. Diegene die de bal onderschept scoort op de achterlijn en de andere speler gaat scoort op de 23-m lijn. Het wordt een 1 tegen 1.

Doorwisselen: Rood - Wit - Blauw - Oranje - Rood

Aandachtspunt: De speler die de lange corner neemt staat klaar alsof hij zelf richting de cirkel gaat. Bal hard en laag inflatsen richting de stip.