Korfbaloefeningen
- Spelers beginnen op de achterlijn op 1 rij.
- Elke lijn is genummerd van 1 t/m 7.
- Ik roep telkens een nummer en daar moeten ze op sprint naar toe.
- Variëren tussen vooruit en achteruit.
Per 3 spelers aan de korf:
- Verdeel met pionnen het aanvalsgebied rond de korf in 4 "vakken"
- In 3 van deze 4 gebieden bevinden zich spelers.
- Wanneer speler wit de bal doorspeelt op speler blauw, verplaatst speler wit zich naar het vrije gebied.
- Speler blauw speelt door op speler rood en vult dan ook de vrije ruimte in.
- Geef een signaal waarop mag geschoten worden. De andere 2 gaan uit de ruimte de rebound invullen. (Bij de D1 doen we dit door middel van eerst een steun neer te zetten en dan vanuit de steun een aanval te maken. Dit mag op afstand of doorloopbal, Laat de spelers zelf nadenken wie het best deze positie invult).
- Speel vervolgens opnieuw uit en herhaal.
- 1 aangever gooit de bal aan de persoon voor de korf
- Vervolgens komt hij tot schot
- Als de bal is gevangen onder de korf, gaat hij naar binnen en neemt een doorloopbal
- Tot slot neemt hij daarna een korte kans
- Wissel door.
- Degene die gedoeld heeft gaat aangeven.
- De aangever sluit achteraan.
- Puntentelling:
- Schot telt 2x
- Doorloop telt 1x
- Korte kans telt 1x
- Je kan dit als volgt spelen bijvoorbeeld wie als eerst bij de 20 is
- Of 1 minuut lang en dan kijken per korf wie die meeste punten heeft
Uitleg
- Verdeel de groep in tweetallen. Elk tweetal heeft een bal en een korf met vier hoedjes.
- Zet het veld uit zoals weergegeven bij de tekening.
- Speler 1 start bij het hoedje voor de korf, speler 2 is de aangeef.
- Speler 1 start met een breedtelijn en zet vervolgens strak aan voor de doorloopbal.
- Na de doorloopbal blijft speler 1 dichtbij de korf in beweging voor een korte kans.
- Tot slot maakt speler 1 een diepe lijn voor het schot.
- Hierna wisselt speler 1 om met speler 2.
Om het competitief te maken, kun je punten koppelen aan de verschillende doelpunten.
Doorloopbal en kort kansje tellen voor 1, het afstandsschot voor 2. Drie kansen raak in één beurt geeft 5 punten. Niet scoren is 1 punt aftrek. Wie scoort als eerste 25 punten en welke paal heeft als eerste beide spelers met 25 punten.
Doorloopbal en kort kansje tellen voor 1, het afstandsschot voor 2. Drie kansen raak in één beurt geeft 5 punten. Niet scoren is 1 punt aftrek. Wie scoort als eerste 25 punten en welke paal heeft als eerste beide spelers met 25 punten.
Schietspelletje waarbij ze een kaart mogen pakken als ze hebben gescoord.
- Op elke speelkaart staat een ‘kleur’: klaver, schoppen, harten of ruiten.
- Elke kleur staat voor een oefening:
- Harten: doorloopbal
- Schoppen: strafworp
- Klaver: schot voorzijde
- Ruiten: schot achter zijde
- Als ze een kaart hebben gepakt, aantal is wat de kaart aangeeft
- Bijvoorbeeld, Harten 4 = 4 doorloopballen
- Aas is 1 of 11 eigen keuze
- Het eerste groepje met 50 punten heeft gewonnen.
Spelers beginnen op de achterlijn op 1 rij.
Elke lijn is genummerd van 1 t/m 7.
Ik roep telkens een nummer en daar moeten ze op sprint naar toe.
Variëren tussen vooruit en achteruit. Eerst zonder bal en daarna met bal.
Warming up oefening in estafettevorm
- Verdeel de spelers in groepen van 2 of 3 spelers en zet ze aan de linkerkant van het veld.
- Geef elke speler een tennisbal.
- Op startteken gaat de 1e speler van elk groepje met een bal naar de andere, rechter, kant rennen.
- Daar aangekomen, legt deze de bal buiten de lijn en rent zo snel mogelijk terug zodat speler 2 van hun groep kan gaan rennen met zijn/haar bal.
- Als alle ballen aan de rechterkant liggen en de laatste speler terug is bij de groep is het afgelopen.
- De eerste die terug is bij zijn/haar groep wint.
Zet de spelers in een rij naast elkaar.
Ongeveer 1 meter voor hen op de grond ligt een tennisbal.
Ongeveer 1 meter voor hen op de grond ligt een tennisbal.
- Laat ze de voeten iets uit elkaar zetten.
- Snelle looppas -dribbelen- op de plaats.
Op aangeven van de trainer doen ze tijdens het dribbelen:
- Handen op de knieën.
- Handen op tenen.
- Handen op schouders.
- Handen naar voren.
- Handen in de lucht
- Als de trainer Bal! roept, pakken ze zo snel mogelijk de bal.
- Herhaal en gooi de commando’s door elkaar voor de afwisseling.
Uitleg
- Maak tweetallen per korf.
- Doorloop de oefening zoals uitgetekend.
- Wissel na 3 doelpunten om.
- Wanneer beide spelers zijn geweest, wissel dan door, maar komt tot schot op het andere been.
Uitleg
- Verdeel de groep in tweetallen. Elk tweetal heeft een bal en een korf met vier hoedjes.
- Zet het veld uit zoals weergegeven bij de tekening.
- Speler 1 start bij het hoedje voor de korf, speler 2 is de aangeef.
- Speler 1 start met een breedtelijn en zet vervolgens strak aan voor de doorloopbal.
- Na de doorloopbal blijft speler 1 dichtbij de korf in beweging voor een korte kans.
- Tot slot maakt speler 1 een diepe lijn voor het schot.
- Hierna wisselt speler 1 om met speler 2.
Om het competitief te maken, kun je punten koppelen aan de verschillende doelpunten.
Voorbereiding:
- Maak groepjes per 2 spelers.
- Speler 1 krijgt 2 -bijvoorbeeld rode- hoepels
- Speler 2 krijgt 2 -bijvoorbeeld gele- hoepels.
- Leg deze 4 hoepels in een vierkant.
- per duo heb je 1 bal nodig.
Speluitleg:
- Speler 1 botst de bal in een hoepel van zijn eigen kleur.
- Speler 2 vangt de bal voordat deze nog een keer botst en gooit deze weer een in een hoepel van zijn kleur.
- Je krijgt een punt als de andere speler jouw bal niet kan vangen.
- De andere speler krijgt een punt als de bal niet in de correcte hoepel belandt.
Doel:
- Probeer zoveel mogelijk punten te scoren.
Zet 2 palen recht tegenover elkaar.
Onder elke korf een speler met bal en een speler zonder.
Onder elke korf een speler met bal en een speler zonder.
- De speler zonder bal loopt rechtsom naar de kegel die halverwege schuin in het veld staat.
- De bal wordt meegegeven in de loop en doorgespeeld op de aangever onder de andere korf.
- Doorloopbal volgt, zelf af te vangen.
- Oefening herhaalt zich.
- Spelers zonder bal lopen recht naar elkaar. Na een sprong gaan ze zijwaarts naar de kegel.
- Daar gaan ze zonder aangeef door naar de uitwijk op de andere korf.
- Na het schot volgt een doorloper die zelf wordt afgevangen. Dan wissel je door.
- De speler in aangeef gooit de bal met backspin weg. De speler zonder bal loopt naar de bal en probeert te vangen voor de 2de stuit. Zorg dat de bal niet te ver wordt gegooid.
- Na vangen ga je wenden en de aangeef aanspelen, gevolgd door een uitwijk met schot.
- Aansluitend rennen voor een doorloopbal op de andere paal, zelf vangen.