Korfbaloefeningen

  • Speelster loopt naar pilon en maakt zijwaartse beweging naar links of rechts
  • Maakt duidelijk 3 passen zijwaarts met gezicht naar de korf
  • Vervolgens volgt een doorloopbal
  1. Scoor 10x na beweging naar links en 10 x na beweging naar rechts
  2. Hetzelfde, maar nu volgt bij pilon een schijnbeweging en vervolgens een zijwaartse beweging en een doorloopbal op duidelijk hogere snelheid
  3. Nu met tegenstander en krijg je na de uitwijk de bal aangespeeld, de bal speel je terug naar de korf en maakt een doorloopbal.
    1. Afhankelijk van de verdediger ga je buitenom of binnen door
    2. Bij binnendoor verpak je de bal naar de andere hand, omdat de verdediger de buitenste hand afschermt
    3. Op het moment van spelen stap je voorbij jouw tegenstander en snij je voor haar naar binnen

drawing Doorloopbal na zijwaartse beweging zonder en met druk
Per 2 (of 3) aan een korf:

  1. Samen 6 doorloopballen scoren (met drietal 8x scoren)
  2. Uitwijk naar schot (links en rechts afwisselen) 
    1. Samen 4 scoren (steeds doorwisselen) (met drietal 5x scoren)
  3. 4 om 4 schoten van eigen afstand 
    1. Samen 6x scoren in serie 1, 
    2. 4x scoren in serie 2 
    3. en 2x scoren in serie 3 (met drietal om de 2 schoten doordraaien)
  4. Korte kansen
    1. Samen 10x scoren 
  5. Uitwijk naar schot, daarna naar binnen vallen voor de doorloopbal (pas een punt als beide achter elkaar gescoord worden);  
    1. Samen 5 punten  (drietal gaat naar 6 punten)
  6. Uit rustige beweging schieten 4 om 4
    1. Samen 5 punten scoren
    2. Pas een punt wanneer er twee schoten achter elkaar gescoord worden (met drietal om de 2 schoten doordraaien, ook als de laatste bal van schutter 1 binnen gaat en de eerste van speler 2 zijn dat 2 schoten na elkaar)
Speel 3 series (zie puntentelling oefening 3 ), welke paal wint het vaakst?

Deze speel je 2 tegen 2 met gemengde teams (2 tegen 1 kan ook - dan start je in driehoek rond korf):

  • Statische positie van 4 spelers (2 teams) rond de korf. 
  • Speler 1 neemt het schot, en op dat moment reageren alle spelers door te gaan rebounden.
  • Het team dat niet in balbezit is na de rebound, wordt verdediger.
  •  De aanvallers kunnen kiezen om de schieten na de rebound, of d.m.v. 1 of meer passes de 2de kans te zoeken.

2 tegen 1: 
  • De speler met bal schiet. 
  • De 2 anderen gaan op het moment van het schot het reboundduel aan. 
  • De winnaar van het reboundduel kan een kans nemen. 
  • Indien er niet onmiddellijk kan geschoten worden, zal de schutter fungeren als co-aanvaller. 
  • Zij krijgen max 2 passen om tot een kans te komen. 
drawing 2 tegen 2 met rebound uit ruimte
4 palen (3 palen wanneer met 7):

  • Onder elke paal iemand met bal, en iemand zonder bal vooraan. 
  • Aanvaller gaat door de hindernis te nemen de actie maken op de korf. 
  • Aangever gaat na aanspelen via het midden door op de volgende korf.

  • Paal 1: 4 hoepels waardoor links-rechts moet gelopen worden
  • Paal 2: loopladder 2 voetcontacten
  • Paal 3: 5 hordes: 1 voetcontact tussen elke hindernis
  • Paal 4: kans zonder hindernis (alleen met 8 spelers)
  1. Doorlopers
  2. Korte kans na stilvallen
  3. Korte kans door aangever na kaatsen
drawing Opwarming met hindernissen
  • Beide teams staan achter de lijn klaar en hebben elk hun eigen sprintbaan. 
  • De focus ligt hier op het reageren op commando’s tijdens het sprinten, Doel van de spelers is om als eerst een poortje door te komen.
  • Dat kan het poortje zijn aan het einde van de sprintbaan. Echter kan er door de trainer ook een commando worden gegeven om door een poortje te lopen aan de zijkant van de baan (potjes/kegels). 
  • Vooruit, achteruit sprinten of echt stoppen en omdraaien zijn allemaal mogelijkheden. 
Leuke van dit spel is dat je er een kleine competitie van kunt maken. Als trainer kan de commando’s zo geven dat de stand altijd spannend is, omdat niet altijd de snelste sprinter wint, maar de speler die het snelst reageert.  

drawing Sprinten en reageren op commando
  • Verdeel het team in 2 gelijke groepen
  • 4 palen
  • Per groep dus 2 palen om te verdedigen
  • Mag scoren op de 2 palen van de andere groep
Het doel is op per team 500x te scoren met z’n allen in de 5 opdrachten, na elke opdracht is een tussenoefening voorzien voor afwisseling:

  • Opdracht 1: Doorloopballen: scoor 120x
    • Tussenopdracht 1: 2 tegen 1 verdedigen op 3 palen (5 minuten)
  • Opdracht 2: Schoten voorkant korf uit beweging: scoor 80x
    • Tussenopdracht 2: langste reeks scoren op 2 minuten (missen is terug naar 0). Na 2 minuten wissel je van aangever/schutter
  • Opdracht 3: Korte kansen met tussenpass:scoor 120x
    • Tussenopdracht 3: langste reeks scoren op 2 minuten (missen is terug naar 0), maar nu mag er 1 misser zijn alvorens men terug naar 0 moet. Na 2 minuten wissel je van aangever/schutter
  • Opdracht 4: Strafworpen: 100
    • Tussenopdracht 4:
      • Bij iedere paal staat één vaste schutter met een vaste rebounder.
      • In iedere ronde moeten de schutters, binnen de tijd, één doelpunt zien te maken. 
      • Als een doelpunt is gemaakt, wordt de bal vastgehouden. 
      • Wordt er, binnen de tijd, geen doelpunt gemaakt ligt de schutter uit het spel.
      • Er wordt gespeeld in de volgende rondes:
        Ronde 1: 10 seconden
        Ronde 2: 5 seconden
        Ronde 3: 3 seconden of 1 kans
      • Er wordt pas van schutter gewisseld als alle rondes zijn gespeeld.
      • Missen alle spelers in een ronde? Dan wordt de ronde opnieuw gespeeld!
  • Opdracht 5: Schoten achterkant korf uit beweging: 80 (eventueel palen 180° draaien)
De focus in deze oefening ligt op het schieten om te scoren. 
De schutter moet 3 goals maken. Je krijgt een punt voor ieder schot dat raak is en wisselt als dit gelukt is. 
De rebounder onder de paal krijgt een punt voor ieder schot dat mis is. 
Op deze manier verhogen we de druk op de schutter voor de korf. 
Als de schutter voor de korf drie doelpunten gemaakt heeft wordt er gewisseld van functie. 
De rebounder wordt schutter en schiet totdat er drie doelpunten gemaakt zijn. Wie heeft de meeste punten? 

  1. Een schutter staat op schotafstand voor de korf, een rebounder onder de paal.
  2. De aanvaller schiet net zolang door tot er drie doelpunten zijn gemaakt.
  3. Ieder gemaakt doelpunt telt als punt voor de schutter.
  4. Ieder gemist schot telt als punt voor de rebounder.
  5. Bij drie gemaakte doelpunten wordt er gewisseld van functie.
  6. Als beide spelers drie doelpunten hebben gescoord is het spel afgelopen. Wie heeft de meeste punten?

Te moeilijk:
Om te voorkomen dat de rebounder heel veel punten krijgt, omdat de schutter niet (snel) aan drie doelpunten komt kan er een speelregel worden geïntroduceerd:
  • Als de schutter vijf keer achter elkaar mist, wordt er ook gewisseld.

Om het schot makkelijker te maken kan er voor worden gekozen dichtbij de paal te schieten.

Te makkelijk:
Scoort de schutter veel doelpunten? Daag hem uit door de schotafstand te vergroten

  • Speel 4:4. 
  • Pas na het 5e balcontact mag er een schotkans worden genomen. 
  • Om het moeilijker te maken moeten er ook twee diagonale ballen zijn gegooid.
Het doel is een schotkans uit te stellen om een overtal situatie proberen te verbeteren

  • Blijf bewegen op 6 meter rond de korf en kom van elke kant 1x tot schot. 
  • Na 4 schoten wisselen van functie.
  •  De rebounder probeert de bal met max 1x stuiteren te vangen. 
  • Wie van het tweetal scoort als eerste 15x
Net als in de wedstrijd probeer ik hier het schot te laten oefenen van alle kanten en niet alleen de favoriete voorkant, daarnaast zijn de spelers continue in beweging. 
De rebounder moet steeds blijven beoordelen waar de bal komt en deze z.s.m vangen en weer uitplaatsen.

  • Met twee of drietallen bij de korf. 
  • Er wordt om beurten 4x geschoten. 
  • We beginnen met een wegtrekbal bij de korf (max 3m)
  • Vervolgens een afstandsschot. 
  • Na het afstandsschot nemen we een uitwijkbal 
  • En tenslotte een doorloopbal. 
  • De doorloopbal wordt zelf afgevangen, waarna de volgende start.
  • Scoor per tweetal 40 punten. Afstandsschot telt voor 2, de rest voor 1
  • Speel met 4 tegen 3 op 2 palen (maak het veld niet te groot).
  • Er wordt steeds 1 speler aangeduid die steeds als aanvaller fungeert, en dus voor beide teams aanvalt. 
  • Wissel deze regelmatig door.
  • De aanvallers krijgen maximaal 3 tot 5 passes om tot een kans te komen. Geen kans, bal voor het andere team.


Te makkelijk om te schieten voor de aanvaller: 
  • De extra speler mag niet meer mee scoren 
  • Zelfde aanvaller mag niet 2x naeen schieten