Korfbaloefeningen
1. Lummelen, 3 tegen 1. Zet vier pionnen in een vierkant van 7x7m en laat 3 spelers daarin samenspelen. Een speler is de jager die wil onderscheppen. Doe een wedstrijdje van 30 sec., onderscheppen is een punt. Laat ze vrijkomen door of naar de bal toe te gaan of juist daar van af te lopen. Dit hangt af van de positie t.o.v. de jager, de afstand tot de bal en de beschikbare ruimte om in te spelen (haalbare werpafstand en vrije ruimte). Leg het spel stil om voor te doen waarheen ze moeten lopen. Leer de balbezitter om niet te gooien als de pass riskant is (beter geen pass dan een verkeerde pass). Soms is een boogbal nodig, soms een strakke pass. Een schijnpass kan soms nuttig zijn. Vertragen, versnellen van het looptempo en richtingveranderingen zijn de middelen om vrij te lopen.
In het kort:
start- en sprintspelletje.
Organisatie:
Tweetallen aan weerszijden van een lijn in het midden van de zaal. De nummers 1, die iets links van de lijn staan, zijn de ratten en de nummers 2, die een half metertje rechts van de lijn staan, zijn de raven. Tussen de ratten en de raven is dus 1 meter tussenruimte. De trainer roept nu voortdurend 'ratten' of 'raven' in willekeurige volgorde. Als er 'ratten' wordt geroepen, lopen de ratten zo snel mogelijk naar hun kant van de zaal. De raven moeten dan proberen de ratten te tikken.Â
* Wie heeft zijn persoonlijke tegenstander het vaakst te pakken?
Aanwijzing:
Om het spannend te houden de 'r' flink lang laten rollen of er een kort verhaaltje van maken.
Maak 5 rijen hoedjes, elke rij heeft een eigen kleur
Laat de spelers joggen tussen de hoedjes. Roep na ongeveer 10 seconden een kleur en de spelers moeten sprinten naar de hoedjes met de juiste kleur. De speler die als laatste bij het hoedje aankomt krijgt een strafpunt. Bij 5 strafpunten moet de speler 5 push-ups doen en begint daarna weer op 0 strafpunten
Oefening:
Tweetallen, niet te ver uit elkaar, 1 bal per tweetal. Bal overgooien met voorkeurshand (met 2 handen laten vangen). Let hierbij op:
- juiste been voor (rechts gooien=linkerbeen voor, links gooien=rechterbeen voor)
- bal vasthouden op hand met gespreide vingers
- begin met bal zo ver mogelijk naar achteren te houden
- bal gooien met nawijzen
- naar voren stappen tijdens gooien
- niet te hard, niet te zacht, wel strak
- mikken op borst medespeler
N.B.; Begin met een afstand van enkele meters, als het goed gaat kan het verder
Leg de hoedjes neer in een vierkant met ong. 5 m tussen de hoedjes.
2 spelers zijn de tikkers, de rest beweegt zich binnen het vierkant.
De 2 tikkers mogen de andere spelers tikken met de bal. De tikkers mogen niet lopen met de bal.
Door middel van overgooien kunnen de tikkers de andere spelers aftikken.
Als je getikt bent of buiten het vak komt ben je af en mag je het vak verlaten.
Variatie:
Als spelers af zijn horen ze bij de tikkers ipv dat ze uit het vak moeten
• Benen naast elkaar,iets gespreid ongeveer 1 voet tussen beidevoeten (zodat de schutter stevig en in balans staat)
• Vingers gespreid, duimen wijsvingerin een driehoek
• Bal voor het gezicht,net over de bal heenkijken
• Schouders recht t.o.v.de korf
• Voeten recht t.o.v. dekorf
• Lichaam recht t.o.v. dekorf
• Ellebogen naar buiten,ongeveer15 cm vanaf het lichaam
• Door knieën en danrecht omhoog springen (veel kracht van een schot komt vanuit de benen)
• Uitstrekken van dearmen in de richting van de korf
• Schiet de bal met eenboog richting de korf
• Nawijzen in de richting van dekorf
 • Met beiden benen opdezelfde plaatsneerkomen, als je afzet
 • Blijf de bal nakijken en nawijzen tot de bal de korf heeft geraakt (om het volgende schot te verbeteren) Â
• Benen ongeveer 20 cmuit en schuin voor elkaar
• Gezicht naar de korf
• Armen licht gebogen
• Goede voet voor zodatje de beste afzet kunt maken (het ene kind kan beter afzetten met zijn of haar linkerbeen en het andere
  kind met zijn of haar rechterbeen)
• Handen goed om de bal,met gespreide vingers de duimen richting de korf (je legt de bal op je handen)
• Schouders recht t.o.v.de korf• Voeten recht t.o.v. dekorf• Lichaam recht t.o.v. dekorf
• Gewicht op je achterstebeen plaatsen
• Je gewicht (dus jelichaam) verplaatsen naar je voorste been omvervolgens af te zetten in de richting van de korf
• Spring schuin enrichting de korf omhoog, knie goed omhoog heffen zodat de bal dicht bij de korf komt (je knie achternaÂ
  springen)
• Armen uitstrekken
• Op hoogste punt de balloslaten en nawijzen
• Lichaam strekken enlang maken
• De bal nakijken
Oefening:
Elke welp 1 bal, 1 verstelbare korf. Zet de korf zo laag dat de mand binnen het bereik van de schutter komt, hoe laag dat ook mag zijn. Laat de welpen schieten van dichtbij de korf, zelf de bal pakken enz. Leer de techniek op de juiste wijze aan. Let hierbij op:
- staan in kleine spreidstand
- bal goed vasthouden aan de zijkant/onderkant, handen symmetrisch links/rechts op de bal, vingers gespreid
- ellebogen niet naar buiten
- bal hoog houden: voor de neus
- over de bal naar de korf kijken (de bal als vizier gebruiken)
- inveren: een beetje door de benen zakken (de bal moet voor de neus blijven)
- uitstoten d.w.z lang maken richting korf, bal nawijzen met 2 wijsvingers en iets los van de grond komen
N.B.: Houd in het begin de korf laag, als het goed gaat kan hij hoger en verder gezet.
Oefening:
Als de welpen kunnen schieten, gooien en vangen kunnen ze een korfbalwedstrijdje spelen.
Doe zelf mee met de balbezittende partij om de zaak een beetje aan de gang te houden en geef intussen aanwijzingen en moedig ze aan.
• Voorafgaand aan de techniek van de strafworp (de uiteindelijke doorloopbal) is de aanloop. DitÂ
  gebeurt d.m.v. de hink stap
• Vanaf een meter of 6, 7 in één lijn naar de korf lopen, en doorlopen totdat je de bal ontvangt
• Bal aangespeeld krijgen
• Inzetten van de hink,bal dicht bij de buik houden
• Hink gemaakt, armen iets gebogen, stap gemaakt
• De bal recht voor je lichaam houden op buik hoogte
• Lichaam strekken en naar de korf kijken, knie omhoog armen strekken
• Lichaam mooi rechthouden t.o.v. de korf
• Hoogste punt loslaten, lichaam strekken, andere voet neerkomen en de bal nakijken, doorlopen en niet direct
  stilstaan nadat de bal is losgelaten
• Je eindigt de doorloopbal voorbij de korf
•Wanneer je met linksgooit, zet je het rechterbeen voor(wanneer je met rechts gooit, zet je het linkerbeen voor)
• Bal op de hand achterhet hoofd houden met gespreide vingers
• Andere arm naarvoren
• Linker of rechtervoetmax. 30 cm naar voren
• Kijken naar de richtingwaar je heen wilt gooien
• Lichaam steunt oprechterbeen,gewicht verplaatsen naarÂ
• Lichaam indraaien
• Bal gooien in rechtelijn langs jehoofd
• Nawijzen in de richtingwaarinje gooit
• De snelheid en de curve bepaal je vanuit de pols
  Het lichaam eindigt in een rechte lijn t.o.v. je medespeler (schouders recht, voeten en navel in de richting van de medespeler)Â
Vangen met 2 handen
• Duimen achter de bal
• Vingers gespreid
• Duim en wijsvinger invorm van driehoekje (zodat doorschietenwordt voorkomen)
• Voeten schuin voorelkaar met een tussen ruimte van ongeveer 30cm (schouderbreedte of net er buiten)
• De bal ontvangen met bijna gestrekte armen
• Bij ontvangen van de bal licht knijpen in de bal
• De bal met gebogen armen tot op borsthoogte brengen (om de snelheid uit de bal te halen)