Korfbaloefeningen voor de techniek schot / scoren / schieten
- 3-tal oefeningen met verdediger op 80%. (kans toestaan)
- 10-tal doorloopballen.
- 10-tal korte kansen (2-3m) uit beweging.
- 10-tal schoten (5-6 m) uit beweging.
- 3 pionnen voor de korf (vaste aangever)
- 1 rebound, 1 aanvaller.
- Aanvaller begint bij achterste pion.
- Bij een doelpunt mag je een pion naar voren.
- Bij een misser een pion naar achter.
- Vaste aangeef, wissel na een ronde.
- Spelrondes:
- Ronde 1:
- 10 doorloopballen.
- Ronde 2:
- 8 korte kansen.
- Ronde 3:
- 5 schoten. (3m, wisselend uitwijken)
- Ronde 4:
- 4 schoten. (5m, wisselend uitwijken) Goed voor 2 punten.
- Finale:
- 25 korte kansen (samen) scoren.
- Koppel met de meeste punten wint.
- Conditiespel 2 teams - 5 rondes.
- Je blijft met je teams aan je eigen kant.
- Aangevers wisselen door zodat iedereen in beweging blijft.
- Bedoeling is dat de oefening met hoge intensiviteit gedaan wordt.
- Start is voor de pionnen. Na pion 5 in sprint naar de eerste korf.
- Rebound sprint daarna naar tweede korf.
- Rebounder tweede korf sluit weer bij pionnen aan.
- Individuele scorer tel je op.
- Hardop tellen met je team.
- Per ronde 1 punt.
- Ronde 5 = 2 punten.
- Ronde 1:
- 10 doorloopballen. (pion oefeningen = knieheffen)
- Ronde 2:
- 8 schoten 3-4m. (pion oefening = 2 pion vooruit, 1 pion achteruit)
- Ronde 3:
- 10 korte kansen. (pion oefening = zigzaggend)
- Ronde 4:
- 6 schoten 4-5m. (pion oefening = achteruit zigzaggend)
- Ronde 5:
- Team met minste punten bepaald oefening, ook de pion oefening.
Regels
- We spelen in overtal voor aanval.
- Per 3 of 5 aan een paal. (bij voldoende oefeningen kan ook 7 of 8 op een paal)
- De bedoeling is dat je niet op dezelfde plek blijft staan, dus veel beweegt en zoveel mogelijk in schotpositie komt.
- Volledige ruimte om de korf gebruiken.
Opdracht 1:
- Speler 1 is aangever, speler 2 en 3 staan rond de korf.
- Speler 1 speelt speler 2 aan, en gaat uit.
- Speler 2 speelt de bal door naar speler 3 die tot schot komt.
- Speler 2 gaat insnijden om de bal te vangen.
- Na afvang speel je opnieuw de schutter aan, die op zijn/haar beurt de volgende aanspeelt om tot schot te komen, enz.
Opdracht 2:
- Alle spelers staan rondom de korf en gaan spelen.
- Bewegen na passing.
Opdracht 3:
- Alle spelers staan rondom de korf en gaan spelen.
- Bewegen na passing. (ook al sta je in de steun)
- Doelen om te scoren en niet omdat je vrij staat.
Opdracht 4:
- Alle spelers staan rondom de korf en gaan spelen.
- Telkens kruisen na passing. (spelen met 3 aanvallers)
- Klaar staan om te doelen.
Opdracht 5:
- Spelen met steun, maar deze wordt na iedere pass door iemand anders ingevuld.
- Schotoefeningen:
- 5 - rondes (draai rondom korf)
- Ronde 1:
- De schutter neemt 4 schoten van 3 a 4m vanaf voor, achter en zijkanten korf. (rechtsom)
- Ronde 2:
- Snelle breedtebewegingen en pass (2 handen) op 3 meter. 3x pass daarna schot.
- Ronde 3:
- De schutter neemt 4 schoten van 3 a 4m vanaf voor, achter en zijkanten korf. (linksom)
- Ronde 4:
- Snelle breedtebewegingen en pass (1 hand) op 6 meter. 3x pass daarna schot.
- Ronde 5:
- Op 1m van korf starten, scoren = stap achteruit.
- 2x mis op rij = wissel.
- Wie scoort als eerste bij stap 5?
> 2-tallen (om en om nemen)
> Pionnen in het midden van het speelveld
> Gewonnen pionnen liggen op 1 meter van je korf
> 20 pionnen bij 8-10 spelers | 24 pionnen 11-14 spelers | 28 pionnen 15-18 spelers
> Elke ronde duurt zo lang als alle pionnen op zijn (+ 1 minuut pionnen stelen)
- Ronde 1:
- 5 dlb achter elkaar = 1 pion.
- 8 dlb achter elkaar = 2 pionnen.
- 10 dlb achter elkaar = 3 pionnen.
- Ronde 2:
- 2 schot = 1 pion.
- 3 schot = 2 pionnen.
- 4 schot = 3 pionnen.
- Ronde 3:
- 4 korte kans = 1 pion.
- 7 kk = 2 pionnen.
- 9 kk = 3 pionnen.
- Ronde 4:
- 5 stippen = 1 pion.
- 8 stippen = 2 pionnen.
- 10 stippen = 3 pionnen.
- Ronde 5:
- 1 schot = 1 pion.
- 2 schot = 2 pionnen.
- 3 schot = 3 pionnen.
- 4 schot = 4 pionnen.
- 5 schot = 5 pionnen.
- Warming up op groot veld met veel passing.
- Ronde 1:
- A passt naar B die uitloopt en gaat naar binnen voor doorloopbal. (10 doorloopballen)
- Ronde 2:
- A passt naar B die uitloopt, haalt op voor dubbel en trekt weg.
- B passt naar A die daarna naar binnen klapt met bal op speler C voor doorloopbal. (10 doorloopballen)
- Ronde 3:
- Idem dito ronde 2:
- Maar A neemt geen doorloopbal maar passt door op C voor korte kans. (10 korte kansen)
- Ronde 4:
- Idem dito ronde 2:
- Maar A klapt niet naar binnen maar schiet meteen (4 a 5m). (6 schoten)
- Ronde 5:
- Idem dito ronde 4:
- A klapt wel naar binnen voor wijkbeweging (4 a 5 m). (6 schoten)
- Per 3 of 4 aan een paal:
- Speler 1 is aangever, speler 2 en 3 (of 4) staan rond de korf.
- Speler 1 speelt speler 2 aan, en gaat uit.
- Speler 2 speelt de bal door naar speler 3 die tot schot komt.
- Speler 2 gaat insnijden om de bal te vangen.
- Na afvang speel je opnieuw de schutter aan, die op zijn/haar beurt de volgende aanspeelt om tot schot te komen, enz.
- Bedoeling is dat er goed wordt bewogen, en steeds goed uit de ruimte wordt gereageerd op de reboundactie.
- Neem 2 schoten uit beweging en 1 doorloopbal:
- bedoeling is om 21 (of meer) te halen met je korf.
- Schot scoren telt voor 2 punten.
- Doorloopbal scoren telt voor 1 punt.
- Geen korf raken betekent 1 punt.
- Kom je op 11 terecht, moet je opnieuw van 0 starten.
- Aanspelen en uit stand wegstappen tot schot.
- Idem maar inspringen naar schot.
- Iets naast de schutter aanspelen om tot schot te komen.
- Schutter met de rug naar de aangever, aangever roept 'JA' en speelt de schutter aan.
- Idem, maar dit keer naast de schutter spelen om in te springen.
- Afhankelijk van aantal per korf kunnen de opdrachten wijzigen:
- per 2 is het simpel 1 tegen 1, en heb je als doel om als eerste 3 punten te halen.
- per 3 hebben we schutter 1 die de opdracht doet, indien gehaald moeten beide tegenstanders het punt ongedaan maken.
- Als maar 1 vd tegenstanders de tegenopdracht haalt, krijgt de schutter 1 punt, indien geen van de tegenstanders de tegenopdracht halen, krijgt de schutter 2 punten.
- Je hebt als doel om als eerste 4 punten te halen.
- 2 van de 5 afstandsschoten maken (6 m.);
- dan krijg je één kans van 4 m.
- Die je moet scoren om een punt te verdienen.
- Je tegenstander kan dit punt ongedaan maken door eveneens de kans van 4 m. te scoren.
- 3 van de 5 korte kansen scoren (4 m.);
- daarna 2 strafworpen (op 2) scoren om een punt te verdienen.
- Je tegenstander kan dit ongedaan maken door eveneens beide strafworpen te scoren.
- 2 van de 5 schoten achter de korf scoren (5 m.);
- daarna 3 doorloopballen scoren (uit 3 kansen) om een punt te verdienen.
- Je tegenstander kan dit ongedaan maken door eveneens 3 doorloopballen te scoren.
- 1 van de 5 afstandsschoten scoren (8 m.);
- daarna 3 van de 4 kansen onder de korf scoren.
- Je tegenstander kan dit ongedaan maken door 3 van de 3 kansen onder de korf te scoren 2.
- De bal wordt uitgespeeld op een bewegende dame op ongeveer 4 meter.
- De aangever bepaalt of de bal links of rechts van de dame wordt geplaatst.
- Het aangeven moet strak gebeuren en op ooghoogte van de schutter. scoor 10x pp
- Vervolgens komt er een verdedigster te staan voor de neemster.
- Nu zie je dat als je de bal niet hoog houdt de neemster de bal moeilijk kan zien.
- Dus als je de bal hoog houdt, ziet zij naar welke kant jij de bal gaat uitspelen en kan dus goed reageren.
- Komt ze niet vrij, kijk je hoe de verdedigster staat, zorg dat je aanspeelbaar bent en de neemster stapt nog een keer uit. scoor 10x pp
- Nogmaals met verdedigster, maar nu doe je net alsof je gooit.
- Voor de neemster is dit het signaal dat ze voor de doorbraak moet komen. scoor 10x pp