Korfbaloefeningen voor de techniek schot / scoren / schieten
Speler 1 begint op 7 m, speler 2 begint onder de paal.
Speler 1 neemt een doorloopbal maar maakt hem niet af. In plaats daarvaan trekt speler 2 schuin naar achteren weg van de paal, speler 1 passt de bal naar speler 2 en speler 2 schiet.
Hierna wisselen speler 1 en 2 om van rol.
2 tweetallen staan bij een korf, (een schutter en een aangever per tweetal)Â allebei hebben ze een bal en moeten scoren op dezelfde paal. Bij het startsein mogen ze beginnen met schieten, als één van de schutters scoort dan moeten alle schutters en aangevers van positie wisselen. Speel zo een competitie welk tweetal er als eerste 10 doelpunten in heeft.
2 pionnetjes met 3 meter ertussen.
Speler 1 begint bij 1 van de hoedjes. Speler 2 begint op 3 meter van de pionnen, in het midden.
Speler 1 gaat op tempo van hoedje 1 naar hoedje 2.
Speler 2 passt de bal naar speler 1 wanneer deze bijna bij hoedje 2 is. Speler 1 vangt de bal met 1 hand, pakt hem over naar zijn andere hand en passt de bal terug naar speler 2.
Speler 1 gaat terug naar hoedje 1, speler 2 passt de bal weer op de buitenhand eb speler 1 passt weer terug.
Herhaal dit 1 minuut lang en wissel de spelers van rol.
Oefening:
Elke welp 1 bal, 1 verstelbare korf. Zet de korf zo laag dat de mand binnen het bereik van de schutter komt, hoe laag dat ook mag zijn. Laat de welpen schieten van dichtbij de korf, zelf de bal pakken enz. Leer de techniek op de juiste wijze aan. Let hierbij op:
- staan in kleine spreidstand
- bal goed vasthouden aan de zijkant/onderkant, handen symmetrisch links/rechts op de bal, vingers gespreid
- ellebogen niet naar buiten
- bal hoog houden: voor de neus
- over de bal naar de korf kijken (de bal als vizier gebruiken)
- inveren: een beetje door de benen zakken (de bal moet voor de neus blijven)
- uitstoten d.w.z lang maken richting korf, bal nawijzen met 2 wijsvingers en iets los van de grond komen
N.B.: Houd in het begin de korf laag, als het goed gaat kan hij hoger en verder gezet.
Schietspel waarbij er 1 aangever is en 4 schutters die staan op 5 a 6 meter van de korf.
Nr. 1 neemt een schot, als deze raakt schiet dan moet nummer 2 de bal raak schiten, als deze mist dan moet hij/zij zijn plaats afstaan aan de aangever. Als hij raak schiet dan mag hij blijven staan en dan moet nummer 3 raak schieten enz totdat er 1 mist en die moet dan wisselen met de aangever onder de korf.
1 aangever en 1 aanvaller
De aanvaller trekt van onder de korf schuin weg en krijgt de bal aangespeeld door de aangever, de aanvaller komt tot schot. De aanvaller rent weer naar de korf, tikt de paal aan en trekt schuin naar de andere kant van de paal weg en komt weer tot schot.
Doe dit 1 minuut lang en tel de doelpunten, de aangever vangt iedere keer de bal af en geeft de bal op het voorhoofd van de aanvaller aan.
2 pionnetjes met 3 meter ertussen.
Speler 1 begint bij 1 van de hoedjes. Speler 2 begint op 3 meter van de pionnen, in het midden.
Speler 1 gaat op tempo van hoedje 1 naar hoedje 2.
Speler 2 passt de bal naar speler 1 wanneer deze bijna bij hoedje 2 is. Speler 1 vangt de bal met 1 hand en passt de bal terug naar speler 2.
Speler 1 gaat terug naar hoedje 1, speler 2 passt de bal weer op de buitenhand eb speler 1 passt weer terug.
Herhaal dit 1 minuut lang en wissel de spelers van rol.
•Wanneer je met linksgooit, zet je het rechterbeen voor(wanneer je met rechts gooit, zet je het linkerbeen voor)
• Bal op de hand achterhet hoofd houden met gespreide vingers
• Andere arm naarvoren
• Linker of rechtervoetmax. 30 cm naar voren
• Kijken naar de richtingwaar je heen wilt gooien
• Lichaam steunt oprechterbeen,gewicht verplaatsen naarÂ
• Lichaam indraaien
• Bal gooien in rechtelijn langs jehoofd
• Nawijzen in de richtingwaarinje gooit
• De snelheid en de curve bepaal je vanuit de pols
  Het lichaam eindigt in een rechte lijn t.o.v. je medespeler (schouders recht, voeten en navel in de richting van de medespeler)Â
Vangen met 1 hand
• Duim en vingersgespreid, zorg dat de hand ontspannen is
• De bal ontvangen, langs het lichaam brengen
• Lichaam meedraaien (om de snelheid uit de bal te halen)
• Licht door de knieën veren (om de snelheid verder uit de bal te halen en de controle over de bal te houden)
Vangen met 2 handen
• Duimen achter de bal
• Vingers gespreid
• Duim en wijsvinger invorm van driehoekje (zodat doorschietenwordt voorkomen)
• Voeten schuin voorelkaar met een tussen ruimte van ongeveer 30cm (schouderbreedte of net er buiten)
• De bal ontvangen met bijna gestrekte armen
• Bij ontvangen van de bal licht knijpen in de bal
• De bal met gebogen armen tot op borsthoogte brengen (om de snelheid uit de bal te halen)