Korfbaloefeningen
- Speel de bal diep het vak in.
- Degene die de bal speelt, pakt de afvang.
- De tweede dame speelt de bal door naar één van de andere speelsters en komt vervolgens via het blok bij de paal tot een aangeef.
- De speelster met de bal speelt de bal in en de andere dame maakt op dat moment een doorbraak of uitwijk beweging en schiet.
- Degene die de bal vangt plaatst weer uit naar de uitgewaaierde vakgenoten.
- Zij gaat vervolgens weer naar de paal om te vangen.
- Als de positie is ingenomen en er kan niet geschoten worden, komt de volgende passer in de aangeef.
- Na ontvangst van de bal passt zij uit. enz.
- We oefenen dit eerst zonder tegenstander en vervolgens met tegenstandster.
Scoor met 3-tal 100 doelpunten.
- Doorloopballen.
- 10 bovenhands.
- 10 met links.
- 10 met rechts.
- 10 onderhands.
- 25 strafworpen.
- 15 uitwijkballen. (max 2x achter elkaar schieten, zowel links als rechts uitwijken)
- 20 afstandsschoten uit een kleine beweging. (max 2x achter elkaar schieten)
We gebruiken het volleybalveld als ruimte met looplijnen.
- Sprint van de achterlijn naar de 3 meterlijn van het achterste vak.
- Sprint terug naar de eerste 3 meterlijn.
- Sprint naar de achterlijn aan de andere kant.
- Sprint van de achterlijn naar de 3 meterlijn van het achterste vak.
- Sprint terug naar de eerste 3 meterlijn.
- Sprint naar de eerste startplek.
Dit doen we 3x
Trainen op strakke passing.
- 2 spelers beginnen op ongeveer 2 meter van elkaar af. De afstand kan je vergroten/verkleinen over tijd of afhankelijk van de variatie die je doet.
- Passes moeten hard zijn!
- Let wel op dat het niet hard gooien om het hard gooien wordt maar dat er hard gegooid wordt om de bal snel en strak bij de medespeler te krijgen.
- Blijf ze hier constant aan herinneren.
- Passes moeten dus ook strak zijn.
- Geen "pisboogjes". Deze passes zijn traag en makkelijk te onderscheppen.
- Let op bij vangen met 1 hand het meebewegen met de hand en eventueel meestappen met het bijbehorende been.
Variant 1
- Speler 1 passt met rechts op de linkerhand van speler 2.
- Speler 2 pakt de bal over en passt met rechts terug op de linkerhand van speler 1.
- Na een minuut wisselen beide spelers van gooi en vang hand.
- Herhaal dit op steeds grotere afstanden.
Variant 2
- Speler 1 passt met rechts op de linkerhand van speler 2.
- Speler 2 passt met links terug op de rechterhand van speler 1. (Dus zonder overpakken!)
- Na een minuut wisselen beide spelers van gooi en vang hand.
- Herhaal dit op steeds grotere afstanden.
Variant 3 - met beweging links rechts
- Speler 1 heeft de bal.
- Speler 2 beweegt naar links of rechts.
- Speler 1 passt op de buitenhand van speler 2.
- Speler 2 passt met de buitenhand terug.
- Na een minuut wisselen de spelers van functie. (Speler 1 gaat links/rechts bewegen. Speler 2 passt aan).
- Herhaal dit op steeds grotere afstanden.
Variant 4 - diepe lijn
- Speler 1 heeft de bal.
- Speler 2 beweegt vanaf de zijkant naar speler 1 toe.
- Speler 2 zet zijn voet dwars en loopt een diepe lijn van speler 1 af.
- Speler 1 passt in dit geval met een kleine boog (maar nog steeds strak!) op speler 2.
- Na een minuut wisselen de spelers van functie (Speler 1 gaat lopen. Speler 2 passt aan)
- Speler 1 begint op 6 meter van de korf.
- Speler 2 staat tussen speler 1 en de korf op 2 meter van speler 1 af.
- Speler 1 gaat rennen voor een doorloopbal.
- Speler 2 moet de doorloopbal voorkomen.
- Speler 2 moet dus goed door de knieën zakken om meteen te kunnen bewegen.
- Ook moet de speler meteen bewegen wanneer speler 1 begint met lopen.
- Als dit niet gedaan wordt ben je te laat en haal je speler 1 nooit meer in.
- Het doel is dus de doorloopbal voorkomen.
- Speel 2:2, wel tweetal maakt als eerste 5 doelpunten. (dit doen we 2 x tegen een ander tweetal)
- 4:4 , waarbij in een kleine ruimte 10x moet worden overgespeeld, zonder dat de bal wordt onderschept of valt.
- Als deze oefening te makkelijk wordt, kun je de bal binnen 4 seconden te laten spelen.
- Het gaat er in deze oefening vooral om dat ze vrijlopen, op tijd aanvullen en overzicht behouden.
- Dit is een oefening waarbij je het inzicht om vrij te lopen kunt vergroten.
- Zeker als je het spel laat versnellen. (welk 4 tal scoort als eerste 3x)
- Plaats 5 hoedjes rondom de korf.
- Op 5 verschillende afstanden van de korf. (max 6 meter, minimaal 2 meter)
- Werk met tweetallen.
- Vanaf elk hoedje mag je 2x schieten.
- Je schiet steeds een hele ronde.
- Welk tweetal heeft als eerste vanaf alle hoedjes 2x gescoord.
- Je maakt steeds een hele ronde, totdat je vanaf alle plekken gescoord hebt.
- Je schiet een ronde en vangt de volgende ronde af.
- 3 of 4 tal.
- Op 8 meter tegenover elkaar.
- Speler 1 van het tweetal gooit de bal naar de overkant en rent er achter aan.
- Overgooien en erachteraan rennen.
- Speler krijgt de bal terug.
- Speler wijkt uit krijgt bal onderhands terug. (alles met 1 hand)
- Speler maakt halve draai sprong en speelt de bal terug; speler loopt zelf door naar de overkant.
- Speler krijgt bal van nummer 2 van achteren aan gespeeld en speelt door naar overkant.
- 3 of 4 tallen.
- Aangever, aanvaller, verdediger.
- Aanvaller oefent verschillende schotvormen maar nu met druk van een verdediger.
- Wisselen steeds na 10 doelpogingen. (Iedere speler houdt zijn schotpercentage bij.)
- Aanvaller (A) schiet uit beweging van 6 meter.
- Verdediger (V) geeft lichte druk.
- A maakt virtuele schotbeweging en neemt doorloopbal.
- V hindert ook doorloopbal maar moet wel kans geven.
- A heeft keuze tussen schot en doorloopbal.
- V werkt mee door een duidelijke keuze te maken.
- Als 3 maar rommelt na schot of doorloopbal nog een kans onder de paal.
- Maak 2 of 3 tallen.
- Ieder ploegje krijgt 10 pionnen.
- De spelers schieten van zelfgekozen afstanden en zetten een pion op elke plek waar ze gescoord hebben.
- Als 1 ploegje klaar is wisselen de ploegen van korf. (Ook als de andere korven nog niet alle 10 de pionnen geplaatst hebben.)
- Nu schieten de spelers de pionnen van het andere ploegje weg door te scoren vanaf die afstand.
- Winnaar wie het eerst de pionnen heeft weggeschoten.
- Maak 2 rijen van spelers.
- Spelers lopen naar elkaar toe en spelen de bal over.
- Afstand van overspelen steeds korter maken totdat de bal, als het ware, stil hangt in de lucht.
- Het overspelen is dan meer een kort tik geworden.
Doel:
- Vanuit 4-0 positie tot actie overgaan.
Regels:
- Je speelt rond en creëert voor de korf een aanval kans.
- Na eerste actie, tweede actie inzetten.
- Na tweede actie terug naar 4-0 situatie.
- Iedereen blijft in beweging.
Te oefenen acties:
- Achter.
- Kruis.
- Links/rechts.
- Doorloop uit 4-0.
- A.
- B.
- Opening.
Zie tekening voor van 4-0 naar 3-1 naar 2-1-1.
Blauw is 4-0.
- Speler 1 gooit naar speler 2.
- Speler 1 zet rebound in.
- Speler 3 vult plek van speler 1 in.
- Speler 4 achter de korf.
- Speler 2 gooit naar speler 1.
- Speler 1 gooit naar 2 of 3, zij maken uitwijkbeweging. (waar mogelijk schot)
Rood is 3-1.
- Speler 4 komt in de steun.
- Speler 2 of 3 gooit naar 4.
- Speler 2 en 3 maken een actie voor een doelpoging.
- Speler 1 vangt af bij een schot of zorgt dat ze weg is bij een doorloop, kan via uitwijk score na gemiste doorloop.
- Speler 4 maakt achter een doorloop ook een doorloop.