Korfbaloefeningen
- De korven staan in het midden van het vak/veld in lengte-richting
- Speler met bal onder de paal.
- Speler 1 neemt de doorloopbal en loopt door naar speler 3. Die neemt een doorloopbal en gaat naar de plek van 1.
- 3 minuten van lijn naar lijn lopen en doorloopballen scoren aan voorkant onderhands en aan de achterkant bovenhands. Op 50% snelheid.
Na elke minuut wisselt de aangever door zonder dat de oefening stil valt. - 3 minuten op 75%
- 1,5 minuut 100% maar rustig uitlopen
- 3 minuten op 75%
- 3 minuten op 50%
- 3 minuten van lijn naar lijn lopen en doorloopballen scoren aan voorkant onderhands en aan de achterkant bovenhands. Op 50% snelheid.
- Per 2 aan een paal
- De schutter start met de bal
- De schutter speelt de bal in op de steun
- De schutter maakt een haakje naar links of rechts en krijgt de bal weer teruggespeeld
- De schutter schiet op doel
- De afgevangen bal wordt direct weer op de schutter gespeeld
- De schutter speelt de bal terug in op de steun
- De schutter maakt een doorloper
- Na 2x scoren wisselen van functie
- Ieder doet 5 keer deze oefening
Doel van de training:
Het oppakken van het schot, direct in een onderling duel.
Schot duel
Per 2-tal een bal en een paal
Het oppakken van het schot, direct in een onderling duel.
Schot duel
Per 2-tal een bal en een paal
- 2 van de 5 afstandsschoten maken op 6 meter.
- Daarna krijg je één kans van 4 meter.
- Die van 4 meter moet je scoren om een punt te verdienen.
- Je tegenstander kan dit punt ongedaan maken door eveneens de kans van 4 meter te scoren.
- 3 van de 5 korte kansen scoren op 4 meter
- Daarna 2 strafworpen scoren, op 2, om een punt te verdienen.
- Je tegenstander kan dit ongedaan maken door eveneens beide strafworpen te scoren.
- 2 van de 5 schoten achter de korf scoren op 5 meter.
- Daarna 3 doorloopballen scoren, uit 3 kansen, om een punt te verdienen.
- Je tegenstander kan dit ongedaan maken door eveneens 3 doorloopballen te scoren.
- 1 van de 5 afstandsschoten scoren op 8 meter.
- Daarna 3 van de 4 kansen onder de korf scoren.
- Je tegenstander kan dit ongedaan maken door 3 van de 3 kansen onder de korf te scoren.
- Elk tweetal moet proberen de code te kraken. Dit is een viercijferige code waarbij de volgorde uitmaakt.
- Elke oefening is een getal, dit getal kunnen ze gebruiken in de code.
- Wanneer zij 4 oefeningen gedaan hebben, geven ze dit door als code, in de volgorde waarin ze de oefeningen gedaan hebben.
- De trainer geeft dan aan hoeveel de spelers goed hebben en hoeveel er wel in zitten, maar niet op de goede plek.
Oefeningen:
- 8 doorloopballen
- 5 rondjes loopladders pp
- 2 rondjes om het hele veld
- 5 uitwijkballen rechts
- 5 uitwijkballen links
- paal aantikken klein kansje, 8 scoren
- 20 strafworpen
- 6 afstandsschoten 6 m voor de korf
- 6 afstandsschoten 5 m achter de korf
- Spelers verspreiden zich in een vak
- Alle spelers, behalve de tikker, hebben een bal
- De tikker probeert iedereen af te tikken.
- Als een speler getikt is, gaat die naar de palen om te scoren.
- Als dit gelukt is, mag diegene weer terug het vak in.
- Als een speler de bal laat vallen, is diegene ook af.
Variaties door verschillende manieren van bal vasthouden.
Overal verdeeld over het veld beginnen spelers en maken de ronde zoals deze is afgebeeld
- Iedereen bij een korf met bal
- Overige spelers gaan lopen en doorloopballen nemen
- Na een bepaalde score gaat de volgende
- Per 2- of 3-tal
- 1 iemand onder de korf
- Andere bij de pionnen
- Steeds een patroon dat de speler moet lopen bij de pionnen
- Eindigen met een doorloopbal, uitwijkbal of uitstarter
Schietspelletje waarbij ze een kaart mogen pakken als ze hebben gescoord.
- Op elke speelkaart staat een ‘kleur’: klaver, schoppen, harten of ruiten.
- Elke kleur staat voor een fitnessoefening:
- Harten: Opdrukken
- Schoppen: Squat
- Klaver: Burpee
- Ruiten: Lunges
- Als ze een kaart hebben gepakt, moeten ze eerst de bijhorende oefening uitvoeren.
- Dit doen ze het aantal keer dat de kaart aangeeft.
- Bijvoorbeeld, Harten 4 = 4 keer opdrukken.
- Daarna mogen ze weer verder met schieten.
- Het groepje met de meeste kaarten heeft gewonnen.
Schietspelletje waarbij ze een kaart mogen pakken als ze hebben gescoord.
- Op elke speelkaart staat een ‘kleur’: klaver, schoppen, harten of ruiten.
- Elke kleur staat voor een fitnessoefening:
- Harten: Opdrukken
- Schoppen: Squat
- Klaver: Burpee
- Ruiten: Lunges
- Als ze een kaart hebben gepakt, moeten ze eerst de bijhorende oefening uitvoeren.
- Dit doen ze het aantal keer dat de kaart aangeeft.
- Bijvoorbeeld, Harten 4 = 4 keer opdrukken.
- Daarna mogen ze weer verder met schieten.
- Het groepje met de meeste kaarten heeft gewonnen.
- Aan beide zijkanten van de korf liggen pionnen.
- De schutter staat voor de korf met de bal.
- De andere spelers staan onder de korf om te duelleren voor de rebound.
- Na elk schot is er één speler die de bal vangt.
- Deze speler moet eerst een pion aantikken en mag dan weer vangen.
- De schutter schiet zodra hij de bal heeft.
- Tweetallen bij de korf
- Pionnen in een vierkant gelegd met een afstand van 5 meter van de korf
- Nummer 1 loopt een patroon waar bij elke pion geschoten wordt
- Nummer 2 loopt hetzelfde patroon en probeert meer te scoren dan nummer 1
- Bij een gelijkspel wordt er om de beurten geschoten van pion naar voorkeur totdat iemand scoort en de ander mist