Korfbaloefeningen voor de techniek verdediging

Het aanleren en verbeteren van de techniek van het 1 tegen 1 verdedigen.

Aandachtspunten
Hoewel de techniek altijd in zijn geheel wordt toegepast, kan de aandacht van de trainer gericht zijn op een onderdeel van de techniek. Welk onderdeel is afhankelijk van de fase van de ontwikkeling van de speler, maar ook de ontwikkeling van de tegenstanders!

Allereerst worden de vier onderdelen genoemd, elk onderdeel wordt apart uitgewerkt. 

De onderdelen zijn:
a. houding
b. het 'bewegen'
c. voetenstand
d. armgebruik.

a. houding
Vanuit een rechtopstaande positie, met de voeten gespreid (voetenstand komt in 'c' aan de orde), zakt de speler iets door de knieën. Er is ook een lichte buiging in de heupen. Het bovenlichaam helt daardoor iets naar voren. Het zwaartepunt van het lichaam is gelegen 'tussen' de voeten. Op deze wijze kan de verdediger het beste zijn balans bewaren. De afstand tussen de aanvaller en de verdediger is net iets meer dan 'armlengte'.

Voor de trainer zijn de aandachtspunten: zwaartepunt blijft 'tussen de voeten', bovenlichaam licht gebogen.

Veel voorkomende fouten zijn:
• Bovenlichaam te stram rechtop
• Het bovenlichaam teveel voorovergebogen, waardoor het zwaartepunt teveel op de voorste voet komt. Hierdoor heeft de verdediger problemen om weer snel te kunnen starten en krijgt problemen bij richtingsveranderingen, omdat het bovenlichaam de 'hele' draai moet maken.

Organisatie:
Uitgangspunt is het werken in de complete uitvoering. Het 1-1 verdedigen kan alleen geoefend worden met een tegenstander. En zorg ook altijd dat er een korf bij staat. Het is voor de verdediger belangrijk dit oriëntatiepunt aan te kunnen houden (ook al ziet hij die niet!!).

Dus: een korf met daarbij een aangeef. Daarbuiten loopt een aanvaller met een verdediger.

De aanvaller krijgt de opdracht om 'langzaam' te bewegen, zodanig dat de verdediger 'schuivend' kan volgen. De oefeningen voor de houding zijn te combineren met die van het 'bewegen'. De aanvaller wordt regelmatig aangespeeld om te schieten. Wanneer de aanvaller de bal heeft, gaat de verdediger dichterbij staan, zodat een eventueel schot kan worden verdedigd. Bij een schot strekt de verdediger zijn lichaam en zijn arm. De aanvaller mag schieten, dit laat de verdediger toe.

Variatie:
Probeer zo snel mogelijk in wedstrijdsituaties te trainen. Waarbij gecoacht wordt op de houding.

1. Met vijftal, twee hoofdaanvallers met verdedigers en een steunende speler. De verdedigers zullen hun houding aan moeten passen aan de positie van de aanvaller. Als er schotdreiging is dan dichterbij verdedigen en rechtop, is er een doorbraakdreiging dan meer door de knieën zakken en iets afstand nemen.
2. Partij vormen, dit kan 3-3 zijn of 4-4.

Vervolg:
Vervolg oefeningen zijn vooral gelegen in het verhogen van de druk van de aanvaller door te werken in een hoger tempo, met meer richtingsveranderingen van de aanvaller.

Tip voor de coach:
1. Dit facet van het 1-1 verdedigen komt vaak aan de orde bij de C-jeugd. Zeker in combinatie met het inlopen naar een tegenstander bij een uitwijkbal.
2. De oefeningen zijn bijna niet los te zien van het tweede aspect van verdedigen en dan vooral als het tempo laag is, namelijk het schuiven.
3. Het 1-1 verdedigen is een 'isolatie' uit het geheel van 'voorkomen van' en zal in de praktijk van de wedstrijd altijd bekeken moeten worden in relatie tot het geheel van aanvallen en verdedigen!!
4. Bij het trainen van het 1-1 verdedigen aan spelers is het uitgangspunt het aanbieden van het geheel van de techniek. In de praktijk zal dan blijken dat een speler een bepaald element niet of niet voldoende beheerst. Biedt dan passende oefenstof aan. Dus begin niet te snel met de elementen, maar kijk welk element ter verbetering aangeboden moet worden. Per speler kan dus iets anders getraind moeten worden.
5. Aanwijzingen altijd één voor één geven, dan kunnen de kinderen zich gericht concentreren op de correctie (bij oudere kinderen kunnen er meer aanwijzingen tegelijk gegeven worden, maar nooit meer dan 2 of 3). Aanwijzingen dienen altijd te worden herhaald, binnen de training, een week later etc. net zo lang totdat het goed gaat.

Spelregels:
Basisregel is: Een verdediger mag de aanvaller niet belemmeren in het vrije gebruik van zijn lichaam; het opzettelijk of per ongeluk belemmeren is niet van belang, allebei leidt tot een overtreding!

1. Een verdediger mag niet met gespreide armen of benen verdedigen. Hij dwingt daarbij de aanvaller tot het maken van een omweg of houdt letterlijk tegen. De aanvaller wordt in het creëren van doelkansen belemmerd.
2. Een verdediger mag niet plotseling in de baan van de aanvaller gaan staan zodat een botsing onvermijdelijk wordt.

 

Je maakt een vak, hierin staat een aanvalster.

  • De aanvalster moet zich in het vak blijven bewegen terwijl er een verdediger bij loopt.
  • 1 iemand speelt steeds de bal aan.
  • De verdediger kijkt naar de bal en probeert de bal te vangen.
  • Elke keer dat de aanvaller de bal pakt komt er iemand bij in het vak.
  • Wanneer de verdediger de bal pakt gooit hij hem terug en probeer je het opnieuw.

Opstelling:          O                     v          *                        * = pilon   O = korf

                            *         v                      O

Afstand tussen pilon en korf is +/- 10 meter

Bij iedere paal staat 1 aangeef met bal

Op +/- 4 meter van pilon staat 1 verdedigster.

Speelster gaat voor een doorloopbal. Door tempowisseling probeert zij eerst de verdedigster te passeren. Verdedigster volgt, maar laat haar voorbijkomen. Vanuit paal 1 gaat aanvalster door naar pilon 2 en doet een nieuwe poging op paal 2. Dit doen we 1 a 2 minuten per persoon.

variatie:

- 2 aanvalsters tegelijk bezig

- bij 2 x score wisselen met aangeef.

- verdedigster gaat voor voorkomen schot. Aanvalster mag kiezen voor doorloopbal, uitwijk en/of afstand met stap achter.

- tijd aanpassen

- meerdere palen/pilonnen/speelsters

Uitleg:

  • Hoe moet ik lopen om de bal van verdediging naar aanval te krijgen?
  • Hoe moet ik een aanval opzetten?
  • Elkaar coachen.


Oefenen:

  • Diepe ballen gooien.
  • Grotere afstand gooien.
  • Omgaan met tegenstanders die langer zijn.


We gaan nogmaals uitleggen wat precies de regels en verloop van 8x8 is!
- 2x 12,5 minuut en dan wisselen van aanval naar verdediging of van verdediging naar aanval.
- in je vak blijven en niet doorrennen naar de aanval of verdediging. 

Twee vakken maken en de aanvoerster Kyra gelijk haar taken laten uitvoeren. Net zoals bij een wedstrijd. En dan nog wat extra dingen uitleggen bij het aanvoerderschap.
- uit haar zelf na de wedstrijd naar de scheidsrechter om te bedanken voor het fluiten van de wedstrijd.
- na fluitsignaal naar middellijn lopen en daar andere aanvoerder/aanvoerster, coach van tegenpartij en scheidsrechter een   hand geven en prettige wedstrijd wensen.
- kant kiezen van aanvallen.
- hoe warm te lopen en in te schieten.
- team aansturen om alles op te zetten. 

En tot slot gaan we een partij spelen!

  • Je maakt een vak, 
    • Hierin staat een aanvalster, 
    • De aanvalster moet zich in het vak blijven bewegen terwijl er een verdediger bij loopt. 
    • 1 iemand speelt steeds de bal aan. 
    • De verdediger kijkt naar de bal en probeert de bal te vangen. 
    • Elke keer dat de aanvaller de bal pakt komt er iemand bij in het vak. 
    • Wanneer de verdediger de bal pakt gooit hij hem terug en probeer je het opnieuw.
  • Per groepje een korf en een bal, de korven staan bij voorkeur (maar niet beslist noodzakelijk) in een cirkel of rechthoek opgesteld. 
  • Het aantal personen per groepje is minder belangrijk (wel alle groepjes ongeveer even groot).
  • De eerste opdracht aan de groepjes luidt: maak 10 doorloopbal doelpunten. 
  • Als je daarmee klaar bent, loopt de maker van het laatste doelpunt naar de trainer om daar de volgende opdracht te halen. Welk groepje heeft het eerst alle opdrachten uitgevoerd?
  • De trainer heeft een papiertje bij zich waarop een rij opdrachten staat. 
  • Als iemand komt om de volgende opdracht te halen, eerst even vragen welke opdracht net is uitgevoerd (dat kan na verloop van tijd behoorlijk uiteen lopen) en dan de volgende opdracht meegeven.
  • Lijstje:
    • 5 doorloopballen, 
    • 5 strafworpen, 
    • 5 schoten van 3 meter, 
    • 5 schoten van 3 meter achter de korf.

2 heren en 2 dames per paal.
Onder de paal is 1 de verdedigende partij en 1 de aanvallende.

  • De aanvallende partij neemt de vangpositie in, de verdedigende partij gaat proberen mee te rebounden.
  • De twee personen voorin schieten om de beurt.
  • De rebounders wisselen elk schot van functie.
  • Wie als eerste 3 rebounds heeft gewonnen krijgt een punt.
  • Dan rollen wisselen (schutters<>rebounders).


Wie haalt er als eerste 5 punten?

In het kort: oefening om de verdedigster te leren ballen te onderscheppen.

Organisatie: drietallen met een bal bij een korf. Er zijn twee aanvalsters die stil staan, en een verdedigster.

a ) Aanvalster A1 werpt de bal naar A2. Verdedigster V verdedigt A2 en probeert het aanspelen van de bal te onderbreken. Ze kan aan de houding, het gedrag of zelfs aan de ogen van A2 zien, dat de bal in aantocht is. Door één of beide armen te heffen, tracht ze de bal te blokkeren. Na bijvoorbeeld 10 pogingen wisselen van functie. Bij dit onderdeel wordt de korf nog niet gebruikt. De aanvalsters A1 en A2 moeten het spel mee spelen, zeker in het begin moeten ze de verdedigster (als die het goed doet) de bal één of meer keren laten onderscheppen.

b ) Als a., maar nu draait de verdedigster zich om zodra ze het idee heeft dat de bal er aan komt, en ze probeert zo de bal te onderscheppen. Deze methode brengt veel meer risico met zich mee, en is daarom meestal minder geschikt, hoewel ik korfbalsters ken die op deze wijze het leven van de aanvalsters ongelooflijk zuur kunnen maken.


  • 1 aangeef onder de paal, 
  • 1 aanvaller en 
  • 1 verdediger voor de paal.
    • Aanvaller begint op 5-6 m van de paal, 
    • aanvaller krijgt 3 doelpogingen om een doelpunt te maken.
    • Lukt hem dat niet dan blijft hij staan en krijgt hij een andere verdediger. 
    • Dit wordt gerouleerd totdat de aanvaller scoort.

Je speelt het ouderwetse spel lummelen. Er wordt gespeeld in de opstelling die hieronder is weergegeven. Er is steeds een pylon leeg. De aanvallers moeten steeds de lege pylon bezetten door vrij te lopen. In het midden staat de lummel. Deze probeert de bal te onderscheppen door slim te gaan staan. Er mag niet schuin overgestoken worden. 

  • Per groepje een korf en een bal, de korven staan bij voorkeur (maar niet beslist noodzakelijk) in een cirkel of rechthoek opgesteld. 
  • Het aantal personen per groepje is minder belangrijk (wel alle groepjes ongeveer even groot).
  • De eerste opdracht aan de groepjes luidt: maak 10 doorloopbal doelpunten. 
  • Als je daarmee klaar bent, loopt de maker van het laatste doelpunt naar de trainer om daar de volgende opdracht te halen. Welk groepje heeft het eerst alle opdrachten uitgevoerd?
  • De trainer heeft een papiertje bij zich waarop een rij opdrachten staat. 
  • Als iemand komt om de volgende opdracht te halen, eerst even vragen welke opdracht net is uitgevoerd (dat kan na verloop van tijd behoorlijk uiteen lopen) en dan de volgende opdracht meegeven.
  • Lijstje:
    • 10 doorloopballen, 
    • 15 strafworpen, 
    • 5 schoten van 4 meter, 
    • 10 doorloopballen van achter de korf, 
    • 10 schoten van 3 meter achter de korf.