Voetbaloefeningen
- Passen, trappen en afwerken.
- Afwerken na crossbal en voorzet via flank.
- Passen, snel door bewegen.
- Veel kaatsbewegingen en vrijkomen binnen beperkte ruimte.
- Combinatie langs de flank, buitenspeler wordt weggestuurd en zet voor.
- Vooraf krijgt iedere speler een nummer.
- Spelers bewegen binnen aangegeven ruimte willekeurig door elkaar.
- Na aanname wordt de bal doorgespeeld naar de volgende.
- Hoeveel ballen tegelijk kunnen worden doorgespeeld?
- Vleugelspeler komt naar binnen en rond af na combinatie.
- Er worden 2 teams gemaakt.
- In het midden staat een pilon (of meerdere).
- Teams brengen de bal eerst over naar andere zijde door bijvoorbeeld:
- Overgooien.
- Over trappen.
- Dropkick.
- Koppen.
- Bal moet aan overzijde neergelegd worden, aangever sprint ook terug.
- Hierna mag volgende.
- Wanneer laatste bal terug is (Afspreken hoe vaak overbrengen) mag pion in het midden omgetrapt worden.
- Binnen het bepaalde veld wordt 4x4 gespeeld.
- Aan elke rand staat een neutrale speler.
- Deze mag het veld niet in, maar moet wel bewegen (aanbieden).
- Door wisselen gaat eenvoudig wanneer ieder team een eigen kleur heeft.
- Bal moet via combinatie naar tegenoverliggende zijde worden gespeeld.
- Aan beide korte zijde staat een neutrale speler.
- De neutrale spelers staan op de zijlijn.
- Er wordt gespeeld met pupillendoeltjes.
- Verdedigers mogen direct scoren na balbezit.
- Aanvallers moeten X keer overspelen.
- Op half speelveld en met groot doel wordt overtal uitgespeeld.
- De neutrale spelers blijven aan de flank, maar bewegen wel (aanbieden).
- Verdediging kan bij bal verovering scoren op kleine pupillendoel.