Voetbaloefeningen voor de techniek passing
Conditioneel afwerken met verschillende wedstrijdsituaties
Afwerkvorm gericht op het afwerken op goal.
De bedoeling is om op hoog tempo af te ronden, waarbij ook het conditionele aspect aan bod komt
Oefening:
Afwerkvorm gericht op het afwerken op goal.
De bedoeling is om op hoog tempo af te ronden, waarbij ook het conditionele aspect aan bod komt
Oefening:
- A dribbelt naar rand 16
- A werk af
- A Sprint terug naar middelste pylon en vraagt bal aan B
- B geeft bal aan A
- A kaats op B
- B Werkt af
- A sprint naar 3e pylon en vraagt bal aan C
- C kaats de bal op A
- A geeft diepe bal op C
- C sprint naar zijkant
- C geeft bal over de grond voor
- A-B wisselen van positie
- A-B werken af
Coaching:
- op tijd starten
- hard inspelen medespeler
- direct door bewegen
- Pass en dribbel
- Speler volgt de bal
- Juiste pass geven en let op 1 x raken
Doel:
- Opbouw van achteruit verbeteren
Inhoud:
- Opbouw van achteruit verbeteren
Inhoud:
- A doet voor actie en vraagt de bal van B
- B speelt de bal op A
- A speelt bal naar C
- D begint vooruit te lopen
- C geeft bal mee in de loop met D
- D werkt af op het kleine goaltje
- A = 6
- B = 3
- C = 3-4
- D = 2
Coaching:
- Communiceer met je spelers
- Continu in beweging blijven
- Zien waar je medespelers staan
- Op tijd gaan lopen
LET OP!!
Oefening wordt in twee groepen gedaan, zodat er niet lang stil gestaan hoeft te worden!
- Communiceer met je spelers
- Continu in beweging blijven
- Zien waar je medespelers staan
- Op tijd gaan lopen
LET OP!!
Oefening wordt in twee groepen gedaan, zodat er niet lang stil gestaan hoeft te worden!
- Afstanden:
- Rechthoek van 15 bij 5 meter.
- Pion B en C 5 meter van elkaar.
- Beide 2,5 meter van zijkant en 5 meter van A en D af.
- Duur: 10 min.
- Na 5 min wisselen van richting
Uitleg:
- A speelt B in
- B laat bal op C vallen
- C speelt D in
- Op moment dat de bal bij D is moet A er zijn om de Kaats te maken.
- D kaatst op A en loopt direct door om weer ingespeeld te worden.
- A kaatst op D en D kaatst op E.
- E neemt bal mee naar beginpunt.
- Loop lijnen: A wordt B, B wordt C etc.
Aandachtspunten:
- Strakke ballen door de bal in hart te raken, lichaam iets over de bal.
- B moet de bal op C iets naar buitenkant laten vallen zodat er een vrije passlijn naar D is.
- A moet timen dat zij/hij op juiste moment aanwezig is voor de kaats met D.
- Is zij/hij te vroeg en moet zij/hij te lang wachten betekent dit in de wedstrijd dat er tegenstander in haar/zijn rug zit.
- Is zij/hij te laat moet D wachten betekent het in de wedstrijd dat de tegenstander druk op D kan zetten.
- Om concentratie te behouden let erop dat de bal bij punt A pas gespeeld wordt op het moment dat iedereen op zijn plaats staat.
Warming up 3 oefeningen +- 8 min
- 1e 6 meter sprinten naast het veld.
- zorg dat ze goed klaar gaan staan 1 been voor 1 achter
- handen naast het lichaam
- ieder 3x
- 2e oefening op 1 been staan andere been gebogen naar achteren 20 seconden vasthouden dan andere been.
- Is dit moeilijk doe je per been af val rondje wie langste blijft staan wint.
- 3e oefening is met de bal op bovenbeen-> bal op voet en beide gevallen vangen.
Dribbel oefeningen. De goals zijn 1 meter groot
- Binnen een minuut door zoveel mogelijk goals dribbelen.
- Dit kunnen ze allemaal tegelijk doen.
- Maar ze mogen niet tegelijk door een goal gaan. Zorg ervoor dat ze niet op elkaar wachten bij een goal dan moeten ze een andere goal vinden. Wordt er te vaak gewacht maak er dan 2 goals bij.
- Met 2e tallen laten dribbelen 1 bal. Scoren doe je door bal door het goaltje heen te trappen naar je partner.
- Ook hier eerst paar minuten oefenen, dan partij. Wie maakt de meeste goals binnen een minuut?
- Goals dribbelen afvalronden.
- In vak laten dribbelen op ja-teken bal laten stoppen in de goal.
- Laatste valt steeds af tot dat er 1 winnaar is.
- Bij deze oefening laat je de spelers eerst dribbelen en bal in goal laten schoppen zonder afvaller.
- Trap oefening
- 2 goals en pylons op 5 meter, 8 meter en 10 meter. Via binnenkant voet in doel schieten.
- Raak dan 1 pylon naar achter.
- Let op dat het standbeen naast de bal staat niet tegen de bal op en wijst naar de goal.
- Let op dat het schietbeen naar achter gebracht wordt en recht vooruit doorzwaaien.
- Corrigeer als ze dit niet goed doen.
- Resterende tijd; partijvorm
- Per drietallen een bal
- Begin met een afstand van ongeveer 15 meter
- Twee spelers aan de ene kant en een speler aan de andere kant.
- Eén van de spelers aan de kant met twee speelt de bal naar de speler aan de andere kant, deze speler neemt de bal aan en speelt hem naar de speler aan de andere kant, enzovoort.
- Zowel met je goede als mindere been oefenen.
Variaties:
- Na een aantal minuten maak je de afstand groter, ongeveer 20, 25, 30 meter, bij de 30 meter oefen je een wreeftrap.
1e oefening:
- Speler A speelt de bal in naar B en loopt naar de positie van B.
- Speler B staat open gedraaid, neemt aan en speelt hem door naar Speler C en zo verder.
- Aandachtspunt inspelen:
- de bal moet in het midden worden geraakt zodat hij laag blijft.
- de juiste techniek hier voor is je schietbeen iets optillen.
- Aandachtspunt aannemen:
- De speler die de bal aanneemt, moet niet met het lichaam naar de bal staan maar 'open gedraaid'. Dit creëer je door het lichaam te positioneren naar de speler waar je op moet inspelen en je ogen gericht op de bal.
- Spelen we de bal rond met de klok mee dan wordt de bal aangenomen met links en speel ik door met rechts.
- Andere kant op neem je aan met rechts en speel je door met links.
- Als je merk dat het te makkelijk gaat, voer je eerst het tempo op. Daarna kun je om het moeilijker te maken de aanname eruit halen en moeten ze de bal direct doorspelen.
2e oefening:
- Speler B vraagt de bal.
- Speler A speelt speler B in.
- Dan laat B de bal vervolgens vallen op speler A waarna die hem weer doorspeelt op speler C.
- Speler C laat hem dan vallen op speler B en vervolgens speelt speler B schuin naar speler D enzovoort.
Aandachtspunten:
- De speler die de bal inspeelt moet na het inspelen doorlopen zodat hij de bal kan vragen, in het midden, tussen de pionnen in
- Niet verder want dan is het effect weg bij de crosspass.
- De speler die de bal terugkaats loopt om zijn eigen pion heen om weer de bal te vragen in het midden.
- Deze speler moet bij het terugkaatsen de juiste draai maken zodat hij zijn ogen op de bal houdt.
- Zijn draai moet kort richting het vak zijn en niet van het spel af.
Bij beide oefeningen na 8 minuten wisselen van spelrichting.
Met de klok mee passen we met rechterbeen, tegen de klok in met linkerbeen.
Met de klok mee passen we met rechterbeen, tegen de klok in met linkerbeen.
Vierkant met 5 spelers of driehoek met 4 spelers, op afstand van ongeveer 15 meter:
- Speler bij hoedje met 2 spelers begint.
- Speelt de bal in aan de goede kant en loopt achter zijn bal aan naar het andere hoedje.
- De speler die de bal ontvangt, draait open en neemt de bal goed aan, zodat deze hem in door kan spelen naar de volgende speler.
- Zowel linksom als rechtsom oefenen.
3 of 4 spelers per set:
- Twee hoedjes op afstand van ongeveer 15 meter.
- 2 spelers aan de ene kant en 1 of 2 spelers aan de andere kant.
- 1 van de 2 spelers speelt de bal naar de andere kant en loopt door tot halverwege het andere hoedje.
- De speler aan de andere kant neemt de bal en speelt deze in naar de speler die tot halverwege is gelopen.
- Deze speler kaatst de bal en loopt door naar het andere hoedje.
- De speler die de bal terug ontvangt, neemt de bal aan en speelt deze naar de speler aan de kant waar was begonnen.
- Zo doordraaien.
1e oefening:
- Speler A speelt de bal in naar B en loopt naar de positie van B.
- Speler B staat open gedraaid neemt aan en speelt hem door naar Speler C en zo verder.
- Aandachtspunt 1 inspelen: de bal moet in het midden worden geraakt zodat hij laag blijft.
- De juiste techniek hier voor is je schietbeen iets optillen.
- Aandachtspunt 2 aannemen: De speler die de bal aan moet nemen. moet niet met het lichaam naar de bal staan maar zoals men zegt open gedraaid. Dit creëer je door het lichaam te positioneren naar de speler waar je op moet inspelen en je gezicht let op de bal. Spelen we de bal rond met de klok mee wordt de bal aangenomen met links en speel ik door met rechts. andere kant op neem je aan met rechts en speel je door met links.
- Als je merk dat het te makkelijk gaat voer je eerst tempo op. Als dat ook te eenvoudig blijkt dan haal je de aanname eruit en moeten ze de bal direct doorspelen.
2e oefening:
- Speler B vraagt de bal. Speler A speelt speler B in. Dan laat B de bal vervolgens vallen op speler A waarna die hem weer doorspeelt op speler C.
- speler C laat hem dan vallen op speler B en vervolgens speelt speler B schuin naar speler D enzovoort.
Aandachtspunten:
- De speler die de bal inspeelt moet na het inspelen doorlopen zodat hij de bal vraagt in het midden tussen de pionnen in
- Niet verder want dan is het effect weg bij de crosspass.
- De speler die de bal terugkaats loopt om zijn eigen pion heen om dan weer de bal te vragen in het midden.
- Hierbij ligt de noodzaak dat deze speler bij het terugkaatsen de juiste draai maakt zodat hij zijn ogen op de bal houdt.
- Zijn draai moet kort richting het vak zijn en niet van het spel af.
Doel:
Verdedigers proberen de de bal snel te onderscheppen:
Oefening:
Verdedigers proberen de de bal snel te onderscheppen:
Oefening:
- Het spel start bij nummer 6 die trapt naar doelman
- Doelman speelt dan direct naar 2 of 4
- Op het ogenblik dat 2 of 4 wordt aangespeeld start de blauwe ploeg met de pressing en probeert de dieptepass te verhinderen
- De rode ploeg kan "scoren" door een dieptepass te geven naar nummer 6, die in zijn afgebakende zone over gans de breedte mag bewegen
- De blauwe ploeg kan scoren in het grote doel
Coaching:
- 2-5 van verdedigende partij direct druk op de bal
- 9 verdedigend dekt direct te lijn van de bal af
- 4 verdedigend direct doorstappen op nummer 5 aanvallende partij.
- 6 aanvallers met bal mee bewegen en mee doen met het spel
Doel:
Opbouw van achteruit in vaste patronen aanleren zonder weerstand
Oefening:
Opbouw van achteruit in vaste patronen aanleren zonder weerstand
Oefening:
- A speelt op B
- B kaatst op A
- A dribbelt een klein beetje, geeft goede bal op C
- C dribbelt volgend hoedje
- C speelt op D
- C loopt zonder bal verder
- D kaatst op C
- C werkt af
Doorwisselen:
- A-B
- B-C
- C-D
- D haalt bal - wordt A
Coaching:
- Beweging zonder bal
- Goede been en strak inspelen
- Coach elkaar door roepen naam
Speelwijze:
- 1-4-4-2
- A= 3-4
- B=6
- C=5
- D=9
Doel van de oefening is om:
- De bal in de vakken te passen
- Zoveel mogelijk punten te scoren
- De bal van de tegenpartij mag verplaatst worden naar een ander vak door er met de bal tegenaan te passen.
- Bij de jongste groepen is de afstand van de groene pion tot de scoringsvakken 5 meter, bij de oudste groepen is dit 8 meter.
- De scoringsvakken zijn 1 meter lang en hebben een breedte van 3 meter.