Voetbaloefeningen voor de techniek passing
- Per drietallen een bal
- Begin met een afstand van ongeveer 15 meter
- Twee spelers aan de ene kant en een speler aan de andere kant.
- Eén van de spelers aan de kant met twee speelt de bal naar de speler aan de andere kant, deze speler neemt de bal aan en speelt hem naar de speler aan de andere kant, enzovoort.
- Zowel met je goede als mindere been oefenen.
Variaties:
- Na een aantal minuten maak je de afstand groter, ongeveer 20, 25, 30 meter, bij de 30 meter oefen je een wreeftrap.
1e oefening:
- Speler A speelt de bal in naar B en loopt naar de positie van B.
- Speler B staat open gedraaid, neemt aan en speelt hem door naar Speler C en zo verder.
- Aandachtspunt inspelen:
- de bal moet in het midden worden geraakt zodat hij laag blijft.
- de juiste techniek hier voor is je schietbeen iets optillen.
- Aandachtspunt aannemen:
- De speler die de bal aanneemt, moet niet met het lichaam naar de bal staan maar 'open gedraaid'. Dit creëer je door het lichaam te positioneren naar de speler waar je op moet inspelen en je ogen gericht op de bal.
- Spelen we de bal rond met de klok mee dan wordt de bal aangenomen met links en speel ik door met rechts.
- Andere kant op neem je aan met rechts en speel je door met links.
- Als je merk dat het te makkelijk gaat, voer je eerst het tempo op. Daarna kun je om het moeilijker te maken de aanname eruit halen en moeten ze de bal direct doorspelen.
2e oefening:
- Speler B vraagt de bal.
- Speler A speelt speler B in.
- Dan laat B de bal vervolgens vallen op speler A waarna die hem weer doorspeelt op speler C.
- Speler C laat hem dan vallen op speler B en vervolgens speelt speler B schuin naar speler D enzovoort.
Aandachtspunten:
- De speler die de bal inspeelt moet na het inspelen doorlopen zodat hij de bal kan vragen, in het midden, tussen de pionnen in
- Niet verder want dan is het effect weg bij de crosspass.
- De speler die de bal terugkaats loopt om zijn eigen pion heen om weer de bal te vragen in het midden.
- Deze speler moet bij het terugkaatsen de juiste draai maken zodat hij zijn ogen op de bal houdt.
- Zijn draai moet kort richting het vak zijn en niet van het spel af.
Bij beide oefeningen na 8 minuten wisselen van spelrichting.
Met de klok mee passen we met rechterbeen, tegen de klok in met linkerbeen.
Met de klok mee passen we met rechterbeen, tegen de klok in met linkerbeen.
Vierkant met 5 spelers of driehoek met 4 spelers, op afstand van ongeveer 15 meter:
- Speler bij hoedje met 2 spelers begint.
- Speelt de bal in aan de goede kant en loopt achter zijn bal aan naar het andere hoedje.
- De speler die de bal ontvangt, draait open en neemt de bal goed aan, zodat deze hem in door kan spelen naar de volgende speler.
- Zowel linksom als rechtsom oefenen.
3 of 4 spelers per set:
- Twee hoedjes op afstand van ongeveer 15 meter.
- 2 spelers aan de ene kant en 1 of 2 spelers aan de andere kant.
- 1 van de 2 spelers speelt de bal naar de andere kant en loopt door tot halverwege het andere hoedje.
- De speler aan de andere kant neemt de bal en speelt deze in naar de speler die tot halverwege is gelopen.
- Deze speler kaatst de bal en loopt door naar het andere hoedje.
- De speler die de bal terug ontvangt, neemt de bal aan en speelt deze naar de speler aan de kant waar was begonnen.
- Zo doordraaien.
1e oefening:
- Speler A speelt de bal in naar B en loopt naar de positie van B.
- Speler B staat open gedraaid neemt aan en speelt hem door naar Speler C en zo verder.
- Aandachtspunt 1 inspelen: de bal moet in het midden worden geraakt zodat hij laag blijft.
- De juiste techniek hier voor is je schietbeen iets optillen.
- Aandachtspunt 2 aannemen: De speler die de bal aan moet nemen. moet niet met het lichaam naar de bal staan maar zoals men zegt open gedraaid. Dit creëer je door het lichaam te positioneren naar de speler waar je op moet inspelen en je gezicht let op de bal. Spelen we de bal rond met de klok mee wordt de bal aangenomen met links en speel ik door met rechts. andere kant op neem je aan met rechts en speel je door met links.
- Als je merk dat het te makkelijk gaat voer je eerst tempo op. Als dat ook te eenvoudig blijkt dan haal je de aanname eruit en moeten ze de bal direct doorspelen.
2e oefening:
- Speler B vraagt de bal. Speler A speelt speler B in. Dan laat B de bal vervolgens vallen op speler A waarna die hem weer doorspeelt op speler C.
- speler C laat hem dan vallen op speler B en vervolgens speelt speler B schuin naar speler D enzovoort.
Aandachtspunten:
- De speler die de bal inspeelt moet na het inspelen doorlopen zodat hij de bal vraagt in het midden tussen de pionnen in
- Niet verder want dan is het effect weg bij de crosspass.
- De speler die de bal terugkaats loopt om zijn eigen pion heen om dan weer de bal te vragen in het midden.
- Hierbij ligt de noodzaak dat deze speler bij het terugkaatsen de juiste draai maakt zodat hij zijn ogen op de bal houdt.
- Zijn draai moet kort richting het vak zijn en niet van het spel af.
Doel:
Verdedigers proberen de de bal snel te onderscheppen:
Oefening:
Verdedigers proberen de de bal snel te onderscheppen:
Oefening:
- Het spel start bij nummer 6 die trapt naar doelman
- Doelman speelt dan direct naar 2 of 4
- Op het ogenblik dat 2 of 4 wordt aangespeeld start de blauwe ploeg met de pressing en probeert de dieptepass te verhinderen
- De rode ploeg kan "scoren" door een dieptepass te geven naar nummer 6, die in zijn afgebakende zone over gans de breedte mag bewegen
- De blauwe ploeg kan scoren in het grote doel
Coaching:
- 2-5 van verdedigende partij direct druk op de bal
- 9 verdedigend dekt direct te lijn van de bal af
- 4 verdedigend direct doorstappen op nummer 5 aanvallende partij.
- 6 aanvallers met bal mee bewegen en mee doen met het spel
Doel:
Opbouw van achteruit in vaste patronen aanleren zonder weerstand
Oefening:
Opbouw van achteruit in vaste patronen aanleren zonder weerstand
Oefening:
- A speelt op B
- B kaatst op A
- A dribbelt een klein beetje, geeft goede bal op C
- C dribbelt volgend hoedje
- C speelt op D
- C loopt zonder bal verder
- D kaatst op C
- C werkt af
Doorwisselen:
- A-B
- B-C
- C-D
- D haalt bal - wordt A
Coaching:
- Beweging zonder bal
- Goede been en strak inspelen
- Coach elkaar door roepen naam
Speelwijze:
- 1-4-4-2
- A= 3-4
- B=6
- C=5
- D=9
Doel van de oefening is om:
- De bal in de vakken te passen
- Zoveel mogelijk punten te scoren
- De bal van de tegenpartij mag verplaatst worden naar een ander vak door er met de bal tegenaan te passen.
- Bij de jongste groepen is de afstand van de groene pion tot de scoringsvakken 5 meter, bij de oudste groepen is dit 8 meter.
- De scoringsvakken zijn 1 meter lang en hebben een breedte van 3 meter.
- Speler krijgt de bal van trainer en trapt de kegel links omver.
- Speler krijgt de bal van trainer en trapt de kegel rechts omver.
- Speler krijgt de bal van trainer -> doet een techniek beweging en trapt van op afstand, snoeihard op doel.
- 2 spelers staan tegenover elkaar
- Eentje is de aangever de ander de ontvanger
- De ontvanger ontvangt en kaatst terug
- De ontvanger dribbelt zonder bal zijwaarts een aantal meters
- De ontvanger krijgt de bal weer
- De ontvanger dribbelt zonder bal terug
- Speler 1 speelt een lange bal door de lucht naar speler 2.
- Speler 2 ontvangt de bal en geeft daarna een lange bal door de lucht naar speler 3.
- Speler 3 legt de bal klaar voor speler 4.
- Speler 4 geeft een lange bal door de lucht naar de volgende speler die klaar staat bij Pylon A.
- Bal achterna lopen op hoog tempo voor de conditionele prikkel.
- De oefening start bij speler A die de bal inspeelt op de vragende speler B.
- Speler B neemt de bal aan en legt deze af voor de inlopende speler A, daarna biedt hij zich aan bij speler C.
- Speler A speelt de bal door naar de vragende speler C, die op zijn beurt de bal inspeelt naar de inlopende speler B.
- Zodra hij de bal heeft afgelegd, start hij met een loopactie buitenom en gaat zich aanbieden bij speler D.
- Speler B neemt de bal aan en speelt die door naar de vragende speler D.
- Zodra speler B de bal heeft doorgespeeld start hij met een loopactie en biedt zich aan voor doel.
- Speler D ontvangt de bal en kaatst die terug naar de inlopende speler C.
- Zodra de bal is teruggespeeld start speler D met een loopactie buitenom.
- Daar ontvangt hij de diep gespeelde bal van speler C en speelt die in de loop van de inlopende speler B.
- Speler B werkt af op doel.
- Blauw passt naar rood en roept dan waar zij/hij de bal wil hebben; links of rechts?
- Rood geeft voor en blauw werkt af.