Volleybaloefeningen
- 2 tallen maken.
- De ene speler van het tweetal ligt op de ene helft, de andere speler op de andere helft.
- De bal ligt onder het net, precies in het midden, tussenin.
- Op het teken van de trainer staan beide spelers op, rennen ze naar de achterlijn van het veld waarin ze liggen.
- Vervolgens rennen ze naar de bal en pakken deze op.
- Degene die de bal oppakt (als eerste), wint een punt.
DEEL A: N3/4: 10 minuten.
- Passen: Rijtje beetje achterin het veld. Iedereen heeft een bal, trainer aan het net.
- Speler gooit de bal naar de trainer.
- Trainer gooit de bal terug naar de speler. MET EEN BOOGJE!
- Speler passt de bal naar de trainer.
- Trainer gooit de bal over het net naar de andere kant.
- Speler haalt de bal op en sluit achteraan in het rijtje.
Let op! Ondertussen goed opletten op:
- Voetenstand; een voet voor, niet te ver uit elkaar.
- Met de benen spelen, niet met de armen.
- Bal mag niet over het net heen, dus armenstand; niet te grote hoek maken.
DEEL A: N5: 10 minuten.
- Passoefening.
DEEL B: N3/4/5: 10 minuten.
- Serveren op eigen niveau.
- er staat aan beide kanten van het net een rijtje.
- je rent naar het dopje in e hoek van het veld, vanaf daar ga je zijwaarts naar het volgende dopje.
- vanaf maak je een duik naar het net. je gaat weer achteraan je rijtje staan.
- naar het eerste dopje kun je ook: knieheffen, hakken-billen, kruispas. etc.
- er staat een rijtje achter de achterlijn vaan het veld,
- de #1 komt naar voren, die passt de bal naar mid voor (trainer) en shuffelt naar rechts achter,
- daar krijgen ze nog een bal (harder). deze moet ook naar de trainer gepasst worden.
- wanneer dit niet lukt. bal ophalen en bal aan trainer geven.
- er staat een rijtje,
- zij gooien de bal naar de spelverdeler,
- die speelt de bal naar de aanvaller.
- die speelt(!) niet slaan. over het net.
- later mag er aangevallen worden.
- Oefening is bedoeld om korte en lange ballen bovenhandse ballen te spelen.
- Accent is techniek:
- Beide handen vormen een kommetje (duimen wijzen naar elkaar en als je goed kijkt zie je een driehoek tussen de duimen en wijsvingers)
- De ellebogen wijzen naar buiten en men staat met een lichte spreidstand (voeten op schouderbreedte) met en voet iets voor de ander en verder lichtjes door de knieën gebogen.
- Als je de bal speelt maak je je lang en houd je de bal voor je zodat je met een boogje naar de ander speelt.
Opbouw oefening
- ga met 3 personen op een rijtje staan.
- A en C staan ongeveer 4 a 5 meter uitelkaar en B staat in het midden.
- eerst met gooi vang beweging oefenen 4 a 5 keer de hele oefening doen.
- Hierna echt bovenhands spelen en let op houding, lang maken van het lichaam bij het spelen en positie van de handen (duimen naar achteren!!).
- Kijk even naar de tijd is deze kort, dan na 5 keer de hele serie iedereen 1 plekje doorschuiven.
- A naar B, B naar C en C naar A
De oefening gaat als volgt:
- Speler A speelt de bal naar speler B (1),.
- Speler B speelt de bal terug naar speler A (2),
- Speler A speelt de bal naar speler C (3)(lange bal).
- Speler C speelt de bal naar speler B (4),
- Speler B speelt de bal terug naar C (5),
- Speler C speelt de bal naar speler A (6).
- 2 spelers Met rug naar elkaar met ballenbak
- A staat op achterlijn rent naar net krijgt hoge bal aangegooid bh over net spelen.
- Achteruit lopen om pion op achterlijn weer naar voren om hoge bal over net te spelen.
- Zijpas naar zijkant naar andere helft 2 ballen rapen.
- Je speelt een normaal partijtje, maar je voegt iets extra's toe.
- Ieder team krijgt één missie om te volbrengen, bij succes krijgt het team vijf of drie extra punten.
- Vervolgens pakt het team een nieuwe missie.
- Voorbeelden voor CMV-teams zijn 3x bovenhands spelen, punt maken in de hoek van het veld, enz.
- Voorbeelden voor jeugdteams en seniorenteams zijn 3x spelen met één arm, scoren via het blok, enz.
- Elke speelster heeft een tennisbal in de niet-slaghand.
- Aanvalspas maken, waarbij de tennisbal op het laatste moment met gestrekte armen moet worden over gepakt in de slaghand
- en over het net in het andere veld moet worden gegooid.
- Speedladder ligt vanaf de achterlijn richting het net, in het midden van het veld.
- Spelers elke ronde met een ander bewegingspatroon voor het voetenwerk door de speedladder richting het net verplaatsen, daarna op positie 3 een blokkering, verplaatsen naar positie 2 of 4 (om en om laten doen) en daar weer een blokkering.
- Daarna direct uitstappen naar de verdedigingspositie op de 3-m lijn (met de kruisverplaatsing, direct lage houding aannemen en gewicht op de voorvoeten).
- Na de verdedigingspositie twee opties: of shuffle achterwaarts richting achterlijn of een duik/rol maken richting achterlijn. Eventueel kan ook eerst nog een aanvalspas worden gemaakt naar het net (met verplaatsing naar uitgangspositie voor aanvalspas)
- Afhankelijk van het team en de fitheid het aantal rondes dat de spelers moeten maken, uitbouwen.
- De trainer legt een bal op de middellijn.
- Aan weerskanten van het net staat achter de achterlijn een team.
- De spelers moeten proberen door met ballen tegen de bal op de middellijn te gooien/rollen, die bal over de achterlijn bij de tegenpartij te werken.
- De verdedigende spelers mogen deze bal alleen tegenhouden door er een bal tegenaan te gooien/rollen.
- 2 tallen,
- 1 met bal aan het net,
- 1 zonder bal op de achterlijn plat op buik.
- Aanvaller roept zijn naam, verdediger verdedigd de bal (onderhands geworpen bal)
- daarna korte bal op 3 meterlijn.
- na 10 ballen wisselen