Volleybaloefeningen
DOEL
Conditie verbeteren en opwarmen
ORGANISATIE
Rondjes lopen
UITVOERING
Achter elkaar rondjes lopen rond het veld (ongeveer 2m tussen laten)
- als trainer 1 keer klapt - 1 keer pompen
- als trainer 2 keer klapt - schuifduiken
- als trainer 3 keer klapt - een bloksprong
- als trainer 4 keer klapt - omdraaien en korte spurt
- het aantal aanwezige speelsters liggen allen buiten het speelveld.
- in het midden van het speelveld ligt een hoepel met daarin een aantal ballen
- 1 minder dan het aantal speelsters
- speelster doen een aantal oefeningen. bv.
- planking
- sit-ups
- push-ups.
- als de speelsters deze oefeningen hebben gedaan, gaan ze op de rug liggen.
- op teken van de trainer rennen ze naar het midden, en proberen een bal te veroveren.
- net zolang doorgaan tot er nog maar een bal is.
- de winnaar bedenkt een straf voor de andere speelsters.
- 1 speler is tikker.
- Als je getikt bent ga je zitten tegen de muur met 1 arm omhoog. LET OP: benen in een hoek van 90 graden.
- Als iemand op je schoot (=wc) komt zitten en "doortrekt" aan je arm, ben je weer vrij.
- Regelmatig wisselen van tikker.
Warming up (1)
- Estafette in 2-tallen, bij het net 2 dobbelstenen per duo.
- Sprinten naar het net, dobbelen en aantal ogen bij elkaar optellen.
- Terug sprinten volgende aantikken en die telt aantal bij vorige op totdat je 56 hebt.
- Getal moet je precies halen dus bij 52 moet je 4 gooien.
- Degene die als 1e 56 heeft, wint.
- Er is één tikker en één slachtoffer.
- De andere spelers staan in groepjes van twee over de ruimte verspreid.
- De groepjes per twee gaan per twee achter elkaar staan, met hun gezicht in dezelfde richting.
- De tikker probeert het slachtoffer te tikken.
- Het slachtoffer mag bij een groepje van 2 achteraan aansluiten, maar dan wordt de eerste in het rijtje de nieuwe tikker en de oude tikker wordt dan het nieuwe slachtoffer.
- Als de tikker het slachtoffer kan tikken, wisselen de rollen ook om.
- Heel het team zit tegen de muur aan
- De eerste loopt vanaf de muur naar het net en terug en gaat weer tegen de muur aanzitten,
- Daarna mag de volgende pas rennen.
- Ze mogen pas stoppen als het hele team 1x heen en weer is gelopen.
- Daarna de zelfde oefening maar dan met planken ipv tegen de muur zitten
- Speelster slaat eerst met een slappe pols 2 maal op de bal.
- Bij de derde slagbeweging slaat de speelster de bal hard op de grond.
- Zelf de bal vangen.
- Ieder 2-tal heeft een washandje.
- Een van de speelsters staat op een bank.
- Zij houdt het washandje hoog vast, waardoor de tweede speelster met een goede slagbeweging het washandje moet slaan.
- 4 speelsters per speelhelft.
- Men moet een aanvals pas maken.
- Links, rechts/links. voor de rechtshandige speelsters.
- Rechts, links/rechts voor de linkshandige speelsters.
- Met deze pas moet men proberen een korf aan te tikken.
- Als dit goed gaat moet men in de lucht een bal vangen aan gegooid door de trainer.
- 4 speelsters per speelhelft.
- Men moet met een keurige aanvalspas hoog springen en proberen de korf aan te tikken.
- Als dit goed gaat moet men in de lucht een bal vangen die de trainer aangooit.
Om een goede slag beweging te maken kan tussendoor de volgende oefening gedaan worden.
- Rechtshandige speelster staat op linker been en houdt rechter been gebogen naar achter.
- Bij het maken van een smash beweging moet ook het rechterbeen mee naar voren bewegen voor extra kracht.
2 drie-tallen werken de oefening, de andere 2 speelsters rapen ballen.
- Trainer gooit of smashed bal naar passer op 5.
- Passer passed bal naar spelverdeler op 3.
- Spelverdeler speelt bal bovenhands naar aanvalster op 4.
- Als de aanval voorbij is komt het andere drie-tal in actie.
- Het drie-tal dat klaar is, zorgt ervoor dat ze zelf door draaien.