Volleybaloefeningen

  • Doel van de oefening:
    • Focussen, communiceren, taak beheersen en doorzetten
    • Bij "A" en hoger, met minder mensen op het veld voor meer intensiteit.
  • Uitleg van de oefening:
    • ‘Chaos Easy’ begint als warming-up, maar eindigt als een ware strijd. 
    • De spelers worden in het veld (het maakt niet uit waar) gezet. 
    • De bal wordt gevangen en direct over net gegooid (één keer spelen dus). 
    • Zoals de speler vangt, gooit deze de bal. 
    • Wanneer een speler de bal heeft gegooid, gaat hij/zij naar een muur (achterin het veld of aan de zijkant) en tikt deze aan, waarna hij/zij terugkomt in het veld. 
    • De andere spelers in het team zijn een plekje doorgedraaid. 
    • Het valt op hoe lastig het is om te scoren. 
    • Wanneer iemand fout gooit (in net of uit), moet degene een rondje sprinten om het veld van de tegenstander.
  • Duur van de oefening:
    • 5-10 minuten.
drawing Chaos van gemakkelijk tot complex
  • 3 tallen rustig naar elkaar toe serveren,  A serveert rechtdoor
  • Twee verdedigers, B passt onderhands naar C
  • C geeft een set-up, bij voorkeur bovenhands en speelt de bal terug naar B
  • B speelt de bal over het net
  • Na 5 goede ballen wisselen
drawing service en rally
  • Doel van de oefening:
    • Verbetering motorische snelheid.
  • Uitleg van de oefening:
    • Maak een vierkant van banken en gooi daar alle ballen in die je hebt. 
    • Plaats twee speelsters in het vak en de rest er omheen. 
    • Op teken van de trainer gaan de twee speelsters proberen alle ballen uit het vierkant te gooien. 
    • De rest moet alle ballen terug in het vierkant gooien. 
    • Na 60 seconden wordt de oefeningen stilgelegd en tellen de 2 speelsters het aantal ballen in het vierkant. 
    • De winnaars zijn degene die het minst aantal ballen in het vierkant heeft. 
    • Iedereen komt aan de beurt.
  • Duur van de oefening:
    • 20-25 min.
drawing Ballen uithalen
  • Code warming-up spel.
  • Je maakt 2 of 3 tallen.
  • Je bedenkt een code van ongeveer 8 nummers. {afhankelijk conditie van het team}
  • Stel mijn code is 11325543.
    • 1- 2 x naar het net rennen en weer terug.
    • 2- 5x buikspieren.
    • 3- 5x blokkeren.
    • 4- 2 x duiken.
    • 5- 20 seconde in zithouding tegen de muur.
  • Het 2tal probeert de code te ontcijferen.
  • Ze doen 1 van de 5 oefeningen, komen daarna bij de trainer of het getal juist is. 
  • Zo ja: 
    • Mogen ze de volgende proberen te raden. 
  • Zo niet:
    • Moeten ze een andere nummer kiezen om de code te raden.
  • Wie als eerst de code heeft ontcijfert heeft gewonnen.
  • Maak 3 team, per team 1 bal en 1 bank.
  • Banken op gelijke afstand (driehoek met 3 teams). 
  • Teams proberen te scoren door steeds de bal op de bank van een tegenstander te stuiten.
  • 1 punt per keer. Nooit dezelfde persoon achter elkaar. 
  • De teamgenoot verdedigt de bank.
  • Welk team heeft als eerste 10 punten?
  • Variant: 
    • Niet lopen met de bal (dus gooien). 
  • Oefening om snel meerdere bewegingen achter elkaar te maken en hoog genoeg te spelen.
  • Ieder kind staat met bal een meter van het net.
  • Bal met onderarmse beweging over het net gooien en aan de andere kant zelf vangen.
  • Bal bovenhands over het net gooien en aan de andere kant vangen.
  • Bal bovenhands over het net gooien en aan de andere kant onderarms voor jezelf opspelen en vangen.
  • Evt. moeilijker maken door te variëren met hoogte en afstand.



  • 4 banken, met tweetallen tegelijk naar de overkant, volgend tweetal kan zodra de eerste bank vrij is. 
  • Ieder aan andere kant van dezelfde bank beginnen.
  • Over de bank lopen, in het midden elkaar voorbij gaan.
  • Langs de bank lopen, in het midden springen en samen handje klap, dan de volgende bank.
  • Ieder 4 keer met handen op de bank overheen hoppen. (naar elkaar toe bewegen)
  • Ieder een bal, over de bank lopen, in het midden elkaar voorbij gaan, terwijl je de bal stuitert.
  • Stuiteren met bal, langs de bank lopen, in het midden springen en samen handje klap.
  • Met tweetal een bal. ieder aan een kant van de bank. 
  • Steeds bal overgooien terwijl je van rechts naar links gaat (steeds dichterbij tot het midden en dan weer verder weg). 
  • Zijwaarts bewegen.
  • Idem 1 kant onderarms terugspelen.
  • Idem 1 kant bovenhands spelen.

Per twee spelverdelers drie ballen

  1. Eigen bal opgooien en terug opvangen.
    • Derde bal wordt steeds over en weer getoetst
  2. Idem maar als in sprong pas


set-up-oefening-2

  • Met tweetallen over het net serveren vanaf (achter)lijn. 
    • Evt verdelen over 2 velden. 
    • Hoepels verdelen aan een kant van het net.
  • Kind met bal op serveerpositie, ander staat in een hoepel aan de andere kant.
  • Indien de bal gevangen kan worden zonder uit de hoepel te stappen, dan is de hoepel gewonnen.
  • Na elke servicebeurt van positie wisselen, totdat er geen hoepels meer zijn.
  • Welk team verzamelt de meeste hoepels?
drawing Onderhandse opslag in hoepels met tweetallen

De speelsters kiezen een nummercombinatie en deze opwarming doen ze:

  • 5 sit-ups
  • 5 toeren lopen
  • 5x pompen
  • lunges naar het net
  • lijntje tikken
  • kniehef heen en terug
  • hak in de bil
  • haasje over
  • duiken op de mat heen en terug
  • Individuele oefening om balgevoel met 1 hand te bevorderen.
  • Iedere speler heeft 1 volleybal, mini volleybal, tennisbal, jongleerbal (of voor gevorderden een niet rond voorwerp; een licht plastic bakje of licht flesje bijvoorbeeld, maar kan met alles)
  • Het doel van de spelers is om de bal in de lucht te houden door hem zo vaak mogelijk te raken met maar één hand.
  • Laat de spelers tellen hoe vaak ze dat kunnen per de 2 minuten per opdracht.
  • Mogelijke opdrachten:
  • - Onderhandse lobsmash
  • - Boven je hoofd
  • - Naderhand je been slaan met de hand waarmee je gespeeld hebt
  • - In je handen klappen na aanraking
  • - Liggend -> zittend -> staand (en terug)
  • - Knie/hak heffend
  • - Tegen de muur
  • - In tweetallen de een onder, de ander over het net
    = Wees creatief! =
  • Mogelijke oefening voor meerdere personen. (zie afbeelding)
  • Een of meerderen in het midden, de rest er omheen.
  • Setters spelen de bal ergens om hun heen, de rest moet maar zorgen dat de bal in X-aantal keer bij setters terug is.
  • Afspreken hoe vaak de bal gespeeld mag worden.
  • Oefening stimuleert:
  • - Communicatie
  • - Reflexen
  • - Balgevoel



drawing Balpats 1 hand
  • Alle teamleden gaan in een rijtje staan een rondjes door de ruimte rennen.
  • Elke keer als de trainer/trainster op het fluitje blaast moet de achterste naar voren rennen.
  • Dit gaat net zo lang door totdat iedereen een keer naar voren heeft gerend.