Volleybaloefeningen
- Per 2 spelers 1 bal
- persoon 1 staat aan het net (met rug naar het net).
- persoon 2 staat tegenover haar op 3m lijn.
- persoon 1 zal de bal diep in het veld gooien, persoon 2 verplaatst zich zo snel mogelijk achteruit en probeert de bal BH terug te spelen.
- let op de snelle achterwaartse verplaatsing, en de juiste handenzetting al klaar om deze bal BH terug te kunnen spelen.
- Het gaat er hierom om ook diepe opslagen terug te kunnen spelen.
https://youtu.be/siZ2pYmZ75Q
1) uit stand recht omhoog blokken
2) 1 mans blok met zijwaartse verplaatsing
3) 1 mans blok met kruispas
4) 1 mans met bal
Verdeel de spelers in 2 teams. Elk team staat aan een kant van het net.
- Aan elke kant van het net liggen er een aantal ballen (afhankelijk van de grootte van de groep kan je ballen bijvoegen of aftrekken).
- De bedoeling is dat de spelers ,zodra het startsignaal gegeven is, zoveel mogelijk ballen naar de overkant gooien.
- Het team dat op het einde van het spel de meeste ballen heeft aan zijn kant van het net, heeft verloren.
- Elke speler mag maar 1 bal per keer naar de andere kant spelen!
Variaties om over/onder het net te spelen:
- Rollen met 2 armen
- Rollen met 1 arm
- Bovenhands gooien met 2 armen
- Bovenhands gooien met slagarm
- Bovenhands gooien met niet-slagarm
- Met 2 armen botsen voor het net zodat de bal over het net vliegt na de bots
- Onder het net door botsen (2 armen, later 1 arm, slagarm)
- Per speler 5 ballen: leg 4 ballen in een ruit met 1 bal in het midden van de ruit.
- De spelers starten achter hun ruit en lopen dan naar voor,
- daar tikken ze middelste bal aan,
- dan verplaatsen ze naar zijwaarts (links of rechts) en tikken ze de bal daar weg.
- Terug verplaatsen naar midden van de ruit en dan naar de andere kant zijwaarts verplaatsen + bal wegtikken.
- Dan naar voor lopen, bal wegtikken, terug naar het midden, dan naar achteren en daar bal wegtikken
- en als allerlaatste de bal in het midden wegtikken.
- Groepjes van 3 spelers.
- Twee achter mekaar, op vier meter de andere.
- De voorste van het tweetal werpt de bal op naar de speler voor zich, deze doet controletoets en toetst dan weer over naar de derde speler enz.
- Bal telkens nalopen.
- 4 in de aanval met spelverdeler.
- Andere kant, 1 op reserve buiten het veld (rechts bij positie 1,2) en 3 in de pass en een afvanger.
- De rest met bal op positie 2 aan de kant van de aanvallers.
- Deze gooien de bal naar aanvaller die vervolgens de bal passen naar SV en een setup terug krijgen.
- Aanval op de 3 verdedigers die passen naar de afvanger.
- Reserve komt hierna het veld in en de passers draaien door.
- Laatste passer wordt afvanger en afvanger gaat naar rijtje met bal.
- Oefening voor de positie van Passeur op 1
- Letten op OH controle, goede passing voor set-up
- Looppas achterlijn net 3x
- zijwaartse passen 1x
- kruispassen 1x
- knieën hoog hielen zitvlak 1x
- sprintjes trekken 2x
- Armen loszwaaien 1x
Stretch
- been vasthouden 1x
- been achterwaarts vasthouden 1x
- been zijwaarts duwen 1
- door knieën gaan en draaien oefening 1x
- 2 spelers achter elkaar,
- achterste speler heeft bal
- en voorste speler weet niet wanneer de bal gerold wordt.
- de voorste speler loopt van zodra de bal gerold is
- en moet deze tegenhouden voor deze de achterlijn bereikt.
- variatie d.m.v. andere manier van klaarstaan of tegenhouden voor de voorste speler.
- loop 2 rondjes om het grote veld buiten de gele lijnen. Op de korte stukken zijwaarts.
- loop 2 rondjes om het grote veld buiten de gele lijnen. Op de korte stukken kruispas,
- spelers staan in groepjes van 3
- 1 speler zit op een plint (2 deeltjes ervan) met de voeten op de grond (in juiste houding zoals bij receptie) op de 3m lijn en speelt de bal in receptiehouding naar de passeur.
- Een andere speler staat op de passeurspositie en zal de bal afvangen die de speler op de plint naar hem zal spelen in receptie.
- Een 3de speler (staat op een verhoog) gooit of slaat de bal naar de speelster op de plint.
- Deze bal moet vanuit de hoogte komen zodat er een opbouw komt tot een degelijke receptie.
- De passeur gooit iedere keer de opgevangen bal naar degene die ingooit.
- na x aantal keer wissel je van positie.
2 teams, waarvan er een te met 6 speelt.
- als team ziet dat tegen partij een pass/toets gebruikt om over het net te spelen,
- moet het gehele team, naar achteren, buiten de midvoor.
Als de tegenpartij een aanval via midvoor speelt, moet men in de gewone opstelling staan.
3 drietallen maken:
- 2 drietallen vormen basis 6
- trainer speelt bal hoog over het net, achterspelers verwerken deze bal.
- aandachtspunt: de twee buitenaanvallers (positie 2 en 4) moeten bij het zien van de hoge bal, mee naar achteren, om mee te verdedigen, daarna weer klaar voor de aanval.
- Rally geconcentreerd uitspelen.
- 3 tallen wisselen elkaar af.