Volleybaloefeningen
- virtuele cirkel met diameter van 2m om elke speler
- speler speelt de bal BH voor zichzelf HOOG op
- laat de bal 1x stuiteren binnen de cirkel
- en weer BH hoog
Bal moet hoog want anders stuit ie niet genoeg op.
- 2 tallen met 1 bal overspelen.
- Afstand niet te groot en streng zijn!
- Diegene die bij het net staat speelt bh en diegene die achterin staat speelt oh
- Na 20x wisselen
- 1 speelster staat op linksvoor en komt steeds inlopen naar midvoor en geeft set up voor of achter over.
- Trainer gooit bal aan of evt een speelster op midvoor.
- Op rechtsvoor staat een aanvaller en op linksachter staat een aanvaller die komt inlopen.
- Diegene die aanvalt haalt de bal en sv blijft x aantal ballen staan.
- Met drietallen BH overspelen.
- 2 keer spelen en dan achter je bal aan.
- 2 of 3 rijen
- trainer rolt de hoepel
- speler loopt naast hoepel en tikt met LINKER been DOOR de hoepel de grond aan
- het is de bedoeling dat de hoepel doorrolt
- als het goed gaat kan dit dus meerdere keren per rol
varianten
- zelfde met rechterbeen
- met zijn 2-en lopen naast de hoepel
- hoepel dus in het midden
- en dan handen klappen IN de hoepel (RL - RL)
- met zijn 2-en lopen naast de hoepel
- bal ONDERHANDS doorgeven door de hoepel
- laag zitten dus
- bal ONDERHANDS doorgeven door de hoepel
- met zijn 2-en lopen naast de hoepel
- de een geeft de bal ONDERHANDS door de hoepel
- de ander geeft de bal door BOVEN de hoepel langs
- volgende run omdraaien
- Allemaal staan met een bal
- bal opgooien en dan steeds 10x:
- vangen met rechter knie op de grond
- vangen met linkerknie op de grond
- beide knieen op de grond
- zitten op de billen en dan vangen
- op de rug liggen en dan vangen
- 4 (of 6) pionnen per team
- Laat ze de pionnen op de juiste plek in het veld zetten.
- Laat ze discussiëren als beide teams klaar zijn evalueren:
- Waarom hebben ze het zo neergezet?
- Zorg dat uiteindelijk de pionnen goed staan en gooi een bal op bepaalde plekken
- Voor wie is die die bal?
- maak duidelijk dat (in principe) alleen diegene de bal pakt.
- Rest is bezig met 2e bal.
- 2e bal vangen en bal naar trainer rollen.
- Deze oefening gaat om inzicht en begrip.
- Goed uitvoerende is belangrijker dan snel.
- A en B staan tegenover elkaar en hebben allebei een bal.
- Eén van deze twee ballen gebruiken ze om bovenhands over te spelen.
- De andere bal gooien ze tegelijkertijd strak over en weer.
- Op het moment dat A de ene bal bovenhands speelt, gooit B de andere bal richting A en andersom.
- kan eventueel ook in een driehoek
- Trainer staat op achterlijn en gooit bal aan op midvoor.
- Sv komt van rechtsvoor inlopen en geeft set up en die valt aan.
- Aanvaller is accent!!
dribbelen met de bal.
- Lopend dribbelen door de zaal
- Op de plaats met linkerbeen voor= rechts dribbelen
- Op de plaats met rechterbeen voor= links dribbelen
- Afwisselen met linkerhand of rechterhand dribbelen
- Dribbelend gaan zitten en weer staan.
dribbelen en slaan op de bal.
- Sla op de bal
- Laat hem 1x stuiteren
- Sla op de bal etc
- Idem maar nu om en om met rechts en links slaan
- Allemaal 1 bal en bij de muur.
- Gooi bal voor jezelf op en maak een smash via de grond tegen de muur.
- Let op beide handen de lucht in en sla pols over de bal heen.
- 4 tallen 2 balle.
- A en B staan bij het net met bal
- C staat tegenover A, D tegenover B op de achterlijn.
- A gooit bal naar C, C toetst diagonaal naar B, B vangt af.
- B gooit bal naar D, D passt diagonaal naar A, A vangt af
- Na 20 x passen doordraaien